De burgemeester en schepen C. Kempeneers geven terugkoppeling over de vragen van de raadsleden 26/01/2023. Er wordt hiervoor verwezen naar het audioverslag.
Gelet op het decreet lokaal bestuur, inzonderheid artikel 32,277,278;
Gelet op het door de algemeen directeur voorgelegde ontwerp van de notulen;
Gelet op het zittingsverslag;
Gelet op het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en zijn latere wijzigingen, inzonderheid artikel 39 waarin bepaald wordt dat de gemeenteraad een deontologische code aanneemt en artikel 55 waarin bepaald wordt dat het college van burgemeester en schepenen dezelfde deontologische code heeft als die welke is aangenomen voor de gemeenteraad;
Gelet op de beslissing van de gemeenteraad van 29/01/2013 houdende de goedkeuring van de deontologische code;
Gelet op het voorgelegd ontwerp van de deontologische code voor de lokale mandatarissen;
Overwegende dat de deontologische code voor de gemeenteraad aan herziening toe is;
Gelet op de bespreking van het ontwerp van deontologische code binnen de verschillende fracties op 16/04/2022;
BESLUIT:
Artikel 1:
De deontologische code voor de lokale mandatarissen als volgt vast te stellen :
Deontologische code voor lokale mandatarissen
Regels voor een zuivere besluitvorming
INHOUDSOPGAVE
INLEIDING .................................................................................................2
TOEPASSINGSGEBIED ..................................................................................2
ALGEMENE BEPALINGEN ................................................................................3
INFORMATIEBEMIDDELING .............................................................................4
ADMINISTRATIEVE BEGELEIDING EN ONDERSTEUNING .........................................5
BESPOEDIGINGS- EN BEGUNSTIGINGSTUSSENKOMSTEN ......................................6
BELANGENVERMENGING EN DE SCHIJN ERVAN ....................................................8
CORRUPTIE EN DE SCHIJN ERVAN ....................................................................9
HET GEBRUIK VAN FACILITEITEN EN MIDDELEN VAN HET LOKAAL BESTUUR............. 11
OMGAAN MET INFORMATIE ............................................................................11
ONDERLINGE OMGANG EN AFSPRAKEN OVER VERGADERINGEN ...............................13
NALEVING EN HANDHAVING VAN DE DEONTOLOGISCHE CODE ...............................13
BIJLAGE: WETTEKSTEN ................................................................................17
INLEIDING
Dit model van deontologische code geeft lokale mandatarissen een kader waarbinnen ze hun mandaat moeten uitoefenen. De samenleving stelt, terecht, hoge eisen aan mandatarissen. Als lokaal geëngageerd politicus is men kwetsbaar. De deontologische code is in de eerste plaats dan ook niet gemaakt om te bestraffen, maar om een veilige omgeving te creëren waarbinnen de lokale mandatarissen moeten werken. De code is een algemene leidraad voor lokale mandatarissen om deontologisch zorgvuldig te kunnen handelen bij de uitoefening van het mandaat. Dit handelen steunt op de volgende waarden: dienstbaarheid, functionaliteit, onafhankelijkheid, openheid, vertrouwelijkheid en zorgvuldigheid.
Juridisch gezien zijn er minstens twee codes nodig: Eén voor de gemeenteraad en het college van burgemeester en schepenen en één voor de raad voor maatschappelijk welzijn, het vast bureau en het bijzonder comité voor de sociale dienst. Ook al worden gemeente en OCMW vanaf 2019 bestuurd door dezelfde mensen, toch blijven het twee afzonderlijke rechtspersonen waarbij de raden elk voor hun bestuur een code moeten vaststellen. De gemeenteraad kan hierbij geen vaststelling doen voor de OCMW-raad, en omgekeerd.
TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
§1 De deontologische code voor lokale mandatarissen van het gemeentebestuur van Zoutleeuw, hierna deontologische code genoemd, omvat het geheel van beginselen, gedragsregels, richtlijnen en principes, die de lokale mandatarissen tot leidraad dient bij de uitoefening van hun mandaat en bij de dienstverlenende activiteiten ten behoeve van de bevolking en de personeelsleden van het gemeentebestuur.
§2 De code is van toepassing op de lokale mandatarissen. Voor de gemeente worden hieronder begrepen:
Voor het OCMW worden hieronder begrepen:
Artikel 2
Lokale mandatarissen die namens de gemeente/het OCMW andere mandaten bekleden, zijn in die hoedanigheid eveneens ertoe gehouden de bepalingen van de deontologische code na te leven. Dit geldt zowel voor de mandaten die rechtstreeks in verband staan met hun ambt als voor alle hiervan afgeleide mandaten.
Indien een mandaat namens de gemeente/het OCMW wordt opgenomen door een extern persoon, dus niet vermeld onder de eerste paragraaf van dit artikel, zal bij diens aanstelling gevraagd worden deze deontologische code te onderschrijven.
Zij zullen er tevens over waken dat zij, ook buiten het kader van deze mandaten, geen dienstverlenende activiteiten ontplooien die afbreuk doen aan de eer en de waardigheid van hun ambt.
Artikel 3
Onder de in onderhavige code gehanteerde begrippen ‘burger’ en ‘bevolking’ wordt niet alleen begrepen personen, doch ook groepen, verenigingen, bedrijven en andere organisaties of entiteiten die particuliere belangen nastreven of behartigen.
Onder dienstbetoon wordt verstaan: het geheel van activiteiten die een politiek mandataris voor de cliënt of voor de cliënten vervult via een persoonlijke relatie waarbij de mandataris zijn invloed aanwendt om de cliënt(en) allerlei gunsten en diensten te verschaffen die rechtstreeks betrekking hebben op de bij de cliënt(en voorkomende problemen.
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 4
De lokale mandatarissen zullen voor de omschrijving van hun dienstverlenende activiteiten geen termen gebruiken die verwarring kunnen scheppen met officiële, door de overheden ingestelde instanties belast met het verstrekken van informatie of met de behandeling van klachten. Het gebruik van de termen ‘ombuds’, ‘klachtendienst’ en andere afleidingen of samenstellingen is verboden.
Artikel 5
De lokale mandatarissen maken in hun verkiezingscampagnes en -mailings die gericht zijn op individuen geen melding van de diensten die zij eventueel voor de betrokkenen hebben verricht. In geen geval mogen zij de indruk wekken dat zij om steun vragen in ruil voor bewezen diensten.
Artikel 6
Bij hun optreden op en buiten het lokale bestuursniveau en in hun contacten met individuen, groepen, instellingen en bedrijven, geven de lokale mandatarissen principieel voorrang aan het algemeen boven het particulier belang.
Lokale mandatarissen vermijden elke vorm of schijn van belangenvermenging. Als een mandataris, al dan niet via een tussenpersoon, een persoonlijke betrokkenheid of privébelang heeft bij een bepaald dossier, stelt hij of zij de algemeen directeur daarvan op de hoogte en bemoeit zich niet met de behandeling van dat dossier. De mandataris houdt zich ook strikt aan art. 27 van het Decreet Lokaal Bestuur, hoe klein de eventuele betrokkenheid ook is.
Artikel 7
Elke vorm van rechtstreekse dienstverlening, informatiebemiddeling, doorverwijzing of begeleiding gebeurt zonder enige materiële of geldelijke tegenprestatie van welke aard of omvang ook en mag geen vorm van cliëntenwerving inhouden.
Artikel 8
De lokale mandatarissen staan op dezelfde gewetensvolle manier ten dienste van alle burgers zonder onderscheid van geslacht, huidskleur, afstamming, sociale stand, nationaliteit, filosofische en/of religieuze overtuiging, ideologische voorkeur of persoonlijke gevoelens.
Artikel 9
Mandatarissen onthouden zich bij hun contacten met elkaar, met burgers of ambtenaren van ongewenst (grensoverschrijdend) gedrag.
Artikel 10
Mandatarissen respecteren ten volle de deontologische rechten en plichten van de personeelsleden.
INFORMATIEBEMIDDELING
Artikel 11
Het behoort tot de wezenlijke taken van de lokale mandataris informatie te ontvangen en te verstrekken, in het bijzonder over de diensten die instaan voor informatieverstrekking en over de manier waarop de burger zelf informatie kan opvragen in het kader van de openbaarheid van bestuur.
Artikel 12
De lokale mandatarissen stellen informatie ter beschikking van de burger met betrekking tot de werking van de ombudsdiensten en van de diensten die instaan voor de behandeling van klachten over het optreden of het niet-optreden van de overheid.
Artikel 13
§1 Informatie waarop de vraagsteller geen recht heeft, die de goede werking van de administratie kan doorkruisen of die de privacy van anderen in het gedrang kan brengen, mogen door de lokale mandatarissen niet worden doorgegeven.
§2 Bepaalde informatie mag door lokale mandatarissen niet worden verstrekt. Het betreft o.m. informatie waarop degene die erom verzoekt geen recht kan laten gelden en informatie die overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake de openbaarheid van bestuur niet mag worden meegedeeld.
Artikel 14
§1 Mandatarissen kunnen bij de uitoefening van hun mandaat kennis krijgen van vertrouwelijke informatie. Deze informatie kan voor anderen een grote waarde hebben. Mandatarissen moeten omzichtig met deze informatie omspringen en de regelgeving in het Decreet Lokaal Bestuur en de richtlijnen van het Agentschap Binnenlands Bestuur dienen gerespecteerd te worden.
§2 Ook na het verstrijken van hun mandaat zijn lokale mandatarissen gebonden aan deze regelgeving betreffende vertrouwelijke informatie waarover zij tijdens de uitoefening van hun mandaat kennis hebben gekregen.
Artikel 15
In het kader van hun algemene luisterbereidheid kunnen lokale mandatarissen de rol vervullen van vertrouwenspersoon. Zij nemen daarbij de nodige discretie in acht en respecteren ten volle de bepalingen opgenomen in artikel 4 t.e.m. 10 van deze deontologische code.
Artikel 16
De lokale mandatarissen verwijzen de vraagsteller, waar mogelijk, naar de bevoegde administratieve, gerechtelijke of particuliere diensten. Waar het gaat om de behandeling van klachten en/of conflicten, worden de belanghebbenden in eerste instantie doorverwezen naar de bevoegde klachten- of ombudsdienst.
ADMINISTRATIEVE BEGELEIDING EN ONDERSTEUNING
Artikel 17
§1 De lokale mandatarissen kunnen de burgers ondersteunen en begeleiden in hun relatie met de administratie of de betrokken instanties. Zij kunnen de burgers helpen om, via de daartoe geëigende kanalen en procedures, een aanvraag te richten tot de overheid, informatie te verkrijgen over de stand van zaken in een dossier, daarover nadere uitleg en toelichting te vragen en vragen te stellen over de administratieve behandeling van dossiers.
§2 Zij hebben het recht vragen te stellen naar concrete toelichting bij de bestaande regelgeving of een genomen beslissing en naar de verantwoording voor het niet- beantwoorden van vragen door de burger gesteld.
Artikel 18
Bij de administratieve begeleiding en ondersteuning van de burgers respecteren de lokale mandatarissen de onafhankelijkheid van de diensten en de ambtenaren, de objectiviteit van de procedures en de termijnen die als redelijk moeten worden beschouwd voor de afhandeling van soortgelijke dossiers.
Artikel 19
De briefwisseling met de overheid, gevoerd in het kader van de administratieve begeleiding en ondersteuning, wordt uitsluitend op naam van de burger gesteld. Er wordt op geen enkele wijze melding gemaakt van de begeleidende en ondersteunende rol van de lokale mandataris.
BESPOEDIGINGS- EN BEGUNSTIGINGSTUSSENKOMSTEN
Bespoedigingstussenkomsten
Artikel 20
§1 Bespoedigingstussenkomsten zijn tussenkomsten waarbij lokale mandatarissen een administratieve procedure proberen te bespoedigen in gevallen of in dossiers die zonder die tussenkomst een regelmatige afloop of resultaat zouden krijgen, maar dan na verloop van een langere verwerkings- of behandelingstermijn.
§2 Dergelijke tussenkomsten, die een ongelijke behandeling van de betrokken burgers inhouden, zijn verboden.
Artikel 21
Worden niet beschouwd als bespoedigingstussenkomsten en zijn derhalve toegestaan:
Begunstigingstussenkomsten
Artikel 22
Begunstigingstussenkomsten zijn tussenkomsten waarbij de lokale mandataris zijn voorspraak aanwendt om de afloop of het resultaat van een zaak of van een dossier te beïnvloeden in de door de belanghebbende burger gewenste zin. Dergelijke tussenkomsten zijn verboden.
Artikel 23
§1 Tussenkomsten bij selectievoerende instanties, die tot doel hebben het verhogen van de kansen op benoeming, aanstelling en bevordering in de administratie, zijn verboden.
§2 Lokale mandatarissen die om steun gevraagd worden door of voor kandidaten die een functie, aanstelling of bevordering ambiëren, delen betrokkene mee dat de aanstelling, benoeming of bevordering gebeurt op basis van de geldende normen en procedures. Zij verwijzen naar de bevoegde dienst of instantie.
Artikel 24
Lokale mandatarissen mogen occasioneel en op eigen initiatief personen aanbevelen bij werkgevers in de particuliere sector. Ze mogen geen enkele tegenprestatie, van welke aard ook, beloven of leveren aan de betrokken werkgevers. Lokale mandatarissen mogen evenmin een tegenprestatie vragen aan de betrokken personen.
Artikel 25
Worden niet beschouwd als begunstigingstussenkomsten en zijn derhalve toegestaan:
Artikel 26
De naleving van de deontologische code veronderstelt transparantie als enige fundamentele structurele oplossing om ongeoorloofde tussenkomsten te verhinderen.
Artikel 27
De algemeen directeur neemt de nodige maatregelen opdat de dossierbehandelende personeelsleden alle tussenkomsten opnemen in het desbetreffende administratieve dossier, wat ook de aard van de tussenkomst of de hoedanigheid van de tussenkomende persoon is.
Artikel 28
De volgende handelingen worden niet beschouwd als tussenkomsten die in het administratief dossier dienen te worden opgenomen:
BELANGENVERMENGING EN DE SCHIJN ERVAN
Artikel 29
§1 Een lokale mandataris mag zijn/haar invloed en stem niet gebruiken voor het eigen persoonlijk belang. Dat mag ook niet voor het persoonlijk belang van een ander persoon of het belang van een organisatie (bijvoorbeeld in de rol van voorzitter of bestuurder van een vereniging) bij wie hij/zij een directe of indirecte betrokkenheid (bijvoorbeeld partner of familie in eerste graad) heeft.
§2 Tussenkomsten van lokale mandatarissen met de bedoeling de toewijzing en/of uitvoering van contractuele verbintenissen met de overheid te beïnvloeden, zijn verboden.
Artikel 30
Een lokale mandataris gaat actief en uit zichzelf alle vormen van belangenvermenging, en zelfs de schijn daarvan, tegen. Een lokale mandataris neemt geen deel aan de bespreking en de stemming wanneer er sprake is van een beslissing waarbij belangenvermenging speelt.
Artikel 31
§1 Een lokale mandataris beseft dat mogelijke belangenvermenging niet beperkt is tot de bespreking en stemming. Daarom zorgt een lokale mandataris dat er ook geen enkele beïnvloeding is tijdens de andere fases van het besluitvormingsproces.
§2 Alle vormen van ongevraagd dienstbetoon, waarbij lokale mandatarissen wel degelijk daadwerkelijk optreden teneinde een gunstige afloop van een dossier te bewerkstelligen, maar zonder dat de burger daarom gevraagd heeft, zijn verboden.
Artikel 32
§1 Een lokale mandataris zorgt dat bij contacten met de burger nooit de schijn gewekt wordt dat particuliere belangen begunstigd (kunnen) worden.
§2 Elke bevoordeling of poging tot bevoordeling, waarbij de burger door toedoen, bemiddeling of voorspraak van een lokale mandataris iets probeert te bereiken wat onrechtmatig of wettelijk niet toelaatbaar is, is verboden.
Artikel 33
Alle vormen van schijndienstbetoon, waarbij lokale mandatarissen bewust maar onterecht de indruk wekken dat zij bij de goede afloop van een dossier daadwerkelijk tussenbeide zijn gekomen (eventueel zonder dat de betrokken burger om een tussenkomst heeft gevraagd) zijn verboden.
Een lokale mandataris zal een burger niet aanschrijven of contacteren, teneinde hem, in plaats van of naast de officiële kennisgeving, in kennis te stellen over de beslissing die betreffende het dossier werd genomen.
Artikel 34
Een lokale mandataris mag de in artikel 10 van het Decreet Lokaal Bestuur genoemde functies niet uitoefenen.
Artikel 35
Een lokale mandataris mag de in artikel 27 §2 van het Decreet Lokaal Bestuur genoemde overeenkomsten en handelingen niet aangaan.
Artikel 36
Ter bevordering van de transparantie en om schijn van partijdigheid te voorkomen, meldt een lokale mandataris aan de algemeen directeur welke betaalde en onbetaalde mandaten hij/zij vervult naast het politiek mandaat bij het lokaal bestuur. Ook een tussentijds ontstaan mandaat moet meegedeeld worden. Deze meldingsplicht vervalt voor mandaten die aan de lokale mandataris werden toegewezen door middel van een raadsbeslissing.
Artikel 37
Een lokale mandataris meldt aan de algemeen directeur wanneer hij/zij substantiële financiële belangen heeft (bijvoorbeeld aandelen of opties) in een onderneming waarmee de gemeente/het OCMW zaken doet of waarin de gemeente/het OCMW een belang heeft. Ook een tussentijds ontstaan belang moet meegedeeld worden.
Artikel 38
De algemeen directeur of een personeelslid dat daartoe door de algemeen directeur werd aangewezen, draagt zorg voor een geactualiseerde openbare lijst van gemelde mandaten en substantiële financiële belangen. Op de website van de gemeente kan men deze geactualiseerde lijst steeds raadplegen.
CORRUPTIE EN DE SCHIJN ERVAN
Artikel 39
Een lokale mandataris mag zijn/haar invloed en stem niet laten kopen of beïnvloeden door geld, goederen, diensten of andere gunsten die hem/haar gegeven of beloofd werden.
Artikel 40
Een lokale mandataris moet actief en uit zichzelf de schijn van corruptie tegengaan.
Het aannemen van geschenken
Artikel 41
Een lokale mandataris neemt geen geschenken aan die hem/haar door zijn/haar functie worden aangeboden. Eventueel uitgezonderd zijn de incidentele, kleine attenties (zoals een bloemetje of een fles wijn) waarbij de schijn van corruptie en beïnvloeding minimaal is én waarbij minstens aan één van de onderstaande voorwaarden voldaan wordt:
Artikel 42
Als geschenken (al dan niet volgens de regels in artikel 13 van deze code) in het bezit komen van een lokale mandataris, wordt dit altijd door de lokale mandataris gemeld aan de algemeen directeur. Zowel de schenker, ontvanger, reden als aard (en aantal) van het geschenk wordt opgenomen in een lijst.
Het aannemen van uitnodigingen (voor bijvoorbeeld diners of recepties)
Artikel 43
Een lokale mandataris accepteert uitnodigingen (lunches, diners, recepties en andere) die door anderen betaald of gefinancierd worden enkel wanneer aan alle onderstaande voorwaarden voldaan wordt:
Het accepteren van reizen, verblijven en werkbezoeken
Artikel 44
Een lokale mandataris accepteert werkbezoeken, waarbij reis- en verblijfkosten door anderen betaald worden alleen bij hoge uitzondering. Een dergelijke invitatie dient altijd besproken te worden op de commissie Algemeen Beleid. De invitatie kan alleen geaccepteerd worden wanneer het bezoek aantoonbaar van belang is voor de gemeente/het OCMW en de schijn van corruptie of beïnvloeding minimaal is. Van een dergelijk werkbezoek wordt altijd (schriftelijk) verslag gedaan aan de raad.
HET GEBRUIK VAN FACILITEITEN EN MIDDELEN VAN HET LOKAAL BESTUUR
Artikel 45
Een lokale mandataris houdt zich aan de regels die vastgelegd zijn over het gebruik van faciliteiten en middelen van het lokaal bestuur.
Artikel 46
Een lokale mandataris houdt zich aan de regels die vastgesteld zijn voor het gebruik van interne voorzieningen die voor het raadswerk worden voorzien zoals opgenomen in het huishoudelijk reglement.
Artikel 47
Een lokale mandataris houdt zich aan de regels over onkostenvergoedingen zoals vastgesteld in het huishoudelijk reglement.
OMGAAN MET INFORMATIE
Artikel 48
De raad werkt onder het principe van principiële openbaarheid. Zij ziet erop toe dat het college van burgemeester en schepenen/het vast bureau alle relevante informatie aangaande dossiers, stukken en akten openbaar toegankelijk maakt.
Artikel 49
Een lokale mandataris communiceert eerlijk over de redenen en motieven op basis waarvan hij/zij individueel gestemd heeft. Daarnaast communiceert een lokale mandataris eerlijk over de reden en motieven op basis waarvan de raad als geheel de beslissing genomen heeft.
Artikel 50
Een lokale mandataris is gebonden aan het beroepsgeheim wanneer hij/zij door de functie van lokale mandataris kennis krijgt van geheimen die door personen aan de gemeente/ het OCMW zijn toevertrouwd. Bekendmaking van deze geheimen is verboden, behalve wanneer de wet de openbaring oplegt of mogelijk maakt.
Artikel 51
Naast het strenge beroepsgeheim geldt eveneens een geheimhoudingsplicht voor lokale mandatarissen. Deze plicht beschermt wat besproken wordt tijdens een besloten vergadering (feiten, meningen, overwegingen…).
Artikel 52
Een lokale mandataris heeft een algemene discretieplicht. Hij/zij gaat op discrete en voorzichtige wijze om met de informatie die hem/haar toekomt in de uitoefening van zijn/haar functie.
Artikel 53
Een lokale mandataris gaat op gepaste wijze om met sociale media en houdt hierbij rekening met onderstaande aandachtspunten:
Artikel 54
Een lokale mandataris gebruikt de informatie die hij/zij kreeg door de uitoefening van zijn/haar functie enkel voor zijn/haar raadswerk en niet voor zijn/haar persoonlijk belang of voor het persoonlijk belang van anderen.
Artikel 55
Een lokale mandataris maakt brieven niet openbaar en stuurt e-mails niet door wanneer het niet zeker is dat de afzender daarmee zou instemmen. Bij twijfel over de bedoeling van de afzender wordt de expliciete toestemming gevraagd.
Artikel 56
Het is de lokale mandatarissen verboden publiciteit te maken voor eigen dienstverlenende activiteiten via de gemeentelijke kanalen.
Artikel 57
§1 Het gemeentebestuur zal op de website de lijst van alle lokale mandatarissen met hun contactadressen en foto bekendmaken bij de bevolking. Daarnaast wordt minimum jaarlijks de lijst van alle lokale mandatarissen met hun contactadressen en foto bekendgemaakt bij de bevolking via de gemeentelijke informatiebrochure.
§2 Aanvullend hierop, kunnen de lokale mandatarissen bekendheid geven aan hun bereikbaarheid voor de bevolking. Deze informatieverstrekking wordt beperkt tot het bekendmaken van één of meer contactadressen, naam en mandaat, telefoon en e-mailadres. In ieder geval kan er geen melding worden gemaakt van de aard van de dienstverlening waarin lokale mandatarissen eventueel gespecialiseerd zijn. Deze bepaling is niet van toepassing op pamfletten van politieke partijen of op eigen politieke publicaties.
Artikel 58
Publiciteit voor dienstverlening, direct gekoppeld aan het mandaat, op lokale en regionale radiozenders en op televisiezenders is verboden.
ONDERLINGE OMGANG EN AFSPRAKEN OVER VERGADERINGEN
Artikel 59
Lokale mandatarissen gaan respectvol om met elkaar, de leden van het college en het vast bureau, de voorzitter en de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst, en de personeelsleden van de gemeente/het OCMW.
Artikel 60
Lokale mandatarissen richten zich tot elkaar, de leden van het college/het vast bureau en de leden van het bijzonder comité, de algemeen directeur en de andere personeelsleden op een correcte wijze en dit zowel verbaal, non-verbaal als schriftelijk.
Artikel 61
Lokale mandatarissen houden zich tijdens vergaderingen van de politieke organen aan het huishoudelijk reglement en volgen de aanwijzingen van de voorzitter hierover op.
Artikel 62
Lokale mandatarissen onthouden zich in het openbaar, dus ook in openbare raads- en commissievergaderingen, van negatieve uitlatingen over individuele personeelsleden.
Artikel 63
De bestuursmeerderheid zal de rechten van de oppositie maximaal respecteren en de oppositie zal niet vervallen in louter obstructiepolitiek tegen de meerderheid.
Artikel 64
De lokale mandataris is gehouden, hetzij in de raad hetzij daarbuiten, zijn mandaat op een waardige manier uit te oefenen, zonder persoonlijke aanvallen en leugens hetzij rechtstreeks, hetzij onrechtstreeks, tegenover andere raadsleden, personeelsleden of andere personen.
NALEVING EN HANDHAVING VAN DE DEONTOLOGISCHE CODE
Artikel 65
De raad stelt regels op over het omgaan met de deontologische code en mogelijke schendingen ervan.
Artikel 66
De raad ziet erop toe dat de fracties en de individuele lokale mandatarissen volgens de deontologische code handelen.
Er zijn verschillende fasen te onderscheiden die spelen bij het toezien op de naleving van de deontologische code, namelijk:
Het voorkomen van mogelijke schendingen
Artikel 67
Wanneer een lokale mandataris twijfelt of een handeling die hij/zij wil verrichten een overtreding van de code zou kunnen zijn, wint het lid hierover advies in bij de algemeen directeur.
Artikel 68
Wanneer een lokale mandataris twijfelt over een nog niet uitgevoerde handeling van een andere lokale mandataris, dan waarschuwt hij/zij die persoon. De lokale mandataris verwoordt de twijfels en verwijst de betrokkene zo nodig door naar de algemeen directeur.
Het signaleren van vermoedens van schendingen
Artikel 69
Wanneer een lokale mandataris vermoedt dat een regel van de deontologische code is overtreden door een andere lokale mandataris, dan kan hij hiervan binnen de tien dagen melding maken bij de algemeen directeur.
Artikel 70
Ambtenaren of andere personen die worden geconfronteerd met een inmenging van een lokale mandataris of derde die zij in strijd achten met de deontologische code, worden verzocht hiervan binnen de tien dagen melding te maken bij de algemeen directeur. Kopie van de melding wordt onverwijld ter kennis gebracht van de betrokken lokale mandataris en de leden van de deontologische commissie.
Het onderzoeken van vermoedens van schendingen
Artikel 71
§1 Binnen twintig dagen na ontvangst van de melding door de algemeen directeur onderzoekt de deontologische commissie de ontvankelijkheid van de klacht. Om ontvankelijk te zijn dient er met betrekking tot het voorwerp van de klacht minstens een begin van bewijs te zijn.
§2 Anonieme klachten zijn onontvankelijk. De indiener van een klacht kan echter wel verzoeken om de klacht anoniem te laten behandelen. In dit geval is de algemeen directeur gebonden aan de geheimhoudingsplicht betreffende de identiteit van de indiener.
Artikel 72
§1 De deontologische commissie waakt over de naleving van de deontologische code.
§2 De deontologische commissie onderzoekt op vraag van de algemeen directeur of van de voorzitter van de deontologische commissie de meldingen en klachten over vermeende schendingen van de deontologische code van de gemeenteraad en van de OCMW-raad.
§3 De deontologische commissie onderzoekt de meldingen en klachten op hun gegrondheid. Daarbij moet het recht van verdediging van de betrokken lokale mandataris worden gevrijwaard.
Artikel 73
§1 De deontologische commissie telt evenveel leden die worden voorgedragen door de fracties waaruit de gemeenteraad is samengesteld, als leden die zetelen als expert. De gemeenteraad stelt de leden van de deontologische commissie aan. Bij elke volledige vernieuwing van de gemeenteraad wordt ook de deontologische commissie opnieuw samengesteld. [1]
§2 De modaliteiten betreffende de werking van de deontologische commissie worden opgenomen in het huishoudelijk reglement van de deontologische commissie dat door de gemeenteraad wordt goedgekeurd.
Het eventueel zich uitspreken over schendingen van de deontologische code
Artikel 74
De deontologische commissie geeft, bij meldingen en klachten over vermeende schendingen van de deontologische code van de gemeenteraad en van de OCMW-raad, een gemotiveerd advies aan de raad en kan tevens op eigen initiatief advies uitbrengen met betrekking tot de interpretatie van de bepalingen van deze code. Hierop neemt de gemeenteraad of de OCMW- raad uiteindelijk de gemotiveerde beslissing over dit advies.
Artikel 75
Het gemotiveerd advies van de deontologische commissie moet geschieden binnen de dertig dagen na het ontvankelijk verklaren van de klacht, zoals bepaald in artikel 71, §1 van deze code. Er is een verdubbeling van deze termijn tijdens de zomervakantie.
Artikel 76
§1 Wanneer de deontologische commissie een inbreuk op de deontologische code vaststelt, dan zal zij de raad adviseren één of meerdere morele sancties op te leggen aan de betrokken lokale mandataris.
§2 Er kunnen verschillende morele sancties opgelegd worden aan de lokale mandataris die de deontologische code overtreedt:
§3 Als de inbreuk een schending betekent van het beroepsgeheim overeenkomstig art. 458 van het strafwetboek, dan zal het dossier – na overleg met de toezichthoudende overheid – juridisch worden ingeleid.
Evalueren van de deontologische code
Artikel 77
Minimaal één keer per bestuursperiode evalueert de deontologische commissie deze deontologische code. Het Bureau bekijkt of de code nog actueel is, nog goed werkt en of ze nageleefd wordt. Bij aanpassing van de code wordt deze ter goedkeuring voorgelegd aan de raad.
Inwerkingtreding van de deontologische code
Artikel 78
Deze deontologische code treedt in werking de dag na goedkeuring in de raad.
BIJLAGE: WETTEKSTEN
Gedrag bij stemming en beraadslaging: Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, zoals gewijzigd, artikel 27, §1, §3 en §4 (ook van toepassing op de OCMW- raadsleden op basis van art. 74 van hetzelfde decreet)
§ 1. Het is voor een raadslid verboden deel te nemen aan de bespreking en de stemming over: 1° aangelegenheden waarin hij een rechtstreeks belang heeft, hetzij persoonlijk, hetzij als vertegenwoordiger, of waarbij de echtgenoot, of bloed- of aanverwanten tot en met de vierde
graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben. Dat verbod strekt niet verder dan de bloed- en aanverwanten tot en met de tweede graad als het gaat om de voordracht van kandidaten, benoemingen, ontslagen, afzettingen en schorsingen. Voor de toepassing van deze bepaling worden personen die een verklaring van wettelijke samenwoning als vermeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek hebben afgelegd, met echtgenoten gelijkgesteld;
2° de vaststelling of goedkeuring van het meerjarenplan, het budget en de jaarrekening van een instantie waaraan hij rekenschap verschuldigd is of van een instantie tot het uitvoerend orgaan waarvan hij behoort.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gemeenteraadslid dat zich in de omstandigheden, vermeld in het eerste lid, bevindt louter op grond van het feit dat hij als vertegenwoordiger van de gemeente is aangewezen in andere rechtspersonen.
§ 3. Dit artikel is van toepassing op de vertrouwenspersoon, vermeld in artikel 16 en 155.
§ 4. Als een gemeenteraadslid zich in de situatie, vermeld in paragraaf 1, bevindt, moet dat punt op de vergadering behandeld worden, en kan de vergadering niet gesloten worden voor het punt in kwestie is behandeld of voor beslist is om het punt uit te stellen.
Gedrag bij stemming en beraadslaging: Wet van 15 juni 2006 op de overheidsopdrachten, artikel 8
§ 1. Onverminderd de toepassing van andere verbodsbepalingen die voortvloeien uit een wet, een decreet, een ordonnantie, een reglement of statuut, is het elke ambtenaar, openbare gezagsdrager of ieder ander persoon die op welke wijze ook aan de aanbestedende overheid verbonden is, verboden, op welke wijze ook, rechtstreeks of onrechtstreeks tussen te komen bij de plaatsing en de uitvoering van een overheidsopdracht zodra hij daardoor, persoonlijk of via een tussenpersoon, zou kunnen terechtkomen in een toestand van belangenvermenging met een kandidaat of inschrijver.
§ 2. Deze belangenvermenging wordt alleszins vermoed te bestaan:
1° zodra de ambtenaar, de openbare gezagsdrager of de natuurlijke persoon bedoeld in § 1, bloed- of aanverwant is in de rechte lijn tot de derde graad en in de zijlijn tot de vierde graad of in geval van wettelijke samenwoning, met een van de kandidaten of inschrijvers of met ieder ander natuurlijk persoon die voor rekening van een van hen een directie- of beheersbevoegdheid uitoefent;
2° indien de ambtenaar, de openbare gezagsdrager of de natuurlijke persoon bedoeld in § 1 zelf of via een tussenpersoon eigenaar, mede-eigenaar of werkend vennoot is van één van de kandiderende of inschrijvende ondernemingen dan wel in rechte of in feite, zelf of via een tussenpersoon, een directie- of beheersbevoegdheid uitoefent.
De ambtenaar, de openbare gezagsdrager of de natuurlijke persoon die zich in een van deze toestanden bevindt, is verplicht zichzelf te wraken.
§ 3. Indien de ambtenaar, de openbare gezagsdrager, de natuurlijke persoon of rechtspersoon bedoeld in § 1, zelf of via een tussenpersoon, een of meer aandelen of deelbewijzen ter waarde van ten minste vijf percent van het maatschappelijk kapitaal van een van de kandiderende of inschrijvende ondernemingen bezit, is hij verplicht de aanbestedende overheid daarvan in kennis te stellen.
Gedrag bij stemming en beraadslaging: Burgerlijk Wetboek van 21 maart 1804, zoals gewijzigd, artikel 1596
Bij een openbare verkoping mogen, op straffe van nietigheid, noch door henzelf noch door tussenpersonen, kopers worden:
Voogden, wat betreft de goederen van hen over wie zij de voogdij hebben; Lasthebbers, wat betreft de goederen met de verkoop waarvan zij belast zijn;
Bestuurders, wat betreft de goederen van de gemeenten of van de openbare instellingen, die aan hun zorg zijn toevertrouwd;
Openbare ambtenaren, wat betreft de goederen van de Staat, waarvan de verkoop door hun tussenkomst geschiedt.
Verboden functies voor lokale mandatarissen: Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, zoals gewijzigd, artikel 10 (ook van toepassing op de OCMW-raadsleden op basis van art. 71 van hetzelfde decreet)
De volgende personen kunnen geen deel uitmaken van een gemeenteraad:
1° de provinciegouverneurs, de vicegouverneur van het administratief arrondissement Brussel- Hoofdstad, de hoge ambtenaar die de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aanwijst overeenkomstig artikel 48, derde lid, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse Instellingen en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, de provinciegriffiers, de arrondissementscommissarissen en de adjunct- arrondissementscommissarissen als de gemeente in kwestie deel uitmaakt van hun ambtsgebied; 2° de magistraten, de plaatsvervangende magistraten en de griffiers bij de hoven en de rechtbanken, de administratieve rechtscolleges en het Grondwettelijk Hof;
3° de leden van het operationeel, administratief of logistiek kader van de politiezone waar de gemeente toe behoort;
4° de personeelsleden van de gemeente in kwestie of van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat die gemeente bedient of van de gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen van de gemeente;
5° de leden van een districtsraad;
6° de personen die in een lokale decentrale overheid van een andere lidstaat van de Europese Unie een ambt of een mandaat uitoefenen dat gelijkwaardig is aan dat van gemeenteraadslid, voorzitter van de gemeenteraad, schepen of burgemeester;
7° de bloedverwanten tot en met de tweede graad, de aanverwanten in de eerste graad of de echtgenoten in de gemeenteraad van dezelfde gemeente.
Als bloed- of aanverwanten in een graad als vermeld in het eerste lid, 7°, of twee echtgenoten worden verkozen bij dezelfde verkiezing, wordt de voorkeur bepaald door de grootte van de quotiënten op grond waarvan de zetels die kandidaten hebben verkregen aan hun lijst zijn toegekend.
Als twee bloed- of aanverwanten in een verboden graad of twee echtgenoten worden verkozen, de ene tot raadslid, de andere tot opvolger, geldt het verbod om zitting te nemen alleen voor de opvolger, tenzij de plaats waarvoor hij in aanmerking komt, is opengevallen voor de verkiezing van zijn bloed- of aanverwant of echtgenoot. Tussen opvolgers die voor opengevallen plaatsen in aanmerking komen, wordt de voorrang allereerst bepaald volgens de tijdsorde van de vacatures.
Voor de toepassing van dit artikel worden personen die een verklaring van wettelijke samenwoning als vermeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek hebben afgelegd, met echtgenoten gelijkgesteld.
Aanverwantschap die later tot stand komt tussen raadsleden, brengt geen verval van hun mandaat mee. Dat geldt niet bij een huwelijk tussen raadsleden en als er een verklaring van wettelijke samenwoning als vermeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek, is afgelegd.
De onverenigbaarheid wordt geacht op te houden door het overlijden van de persoon door wie ze tot stand is gekomen, door echtscheiding of door de beëindiging van het wettelijk samenlevingscontract.
Overeenkomstig artikel 71 en 72 van de Nieuwe Gemeentewet is het eerste lid, 1° en 2°, ook van toepassing op de niet-Belgische onderdanen van de Europese Unie die in België verblijven voor de uitoefening in een andere lidstaat van de Europese Unie van ambten die gelijkwaardig zijn aan de ambten, vermeld in deze bepalingen.
Onverenigbaarheden: Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, zoals gewijzigd, artikel 11 (ook van toepassing op de OCMW-raadsleden op basis van art. 71 van
hetzelfde decreet)
Het verkozen gemeenteraadslid dat zich op het ogenblik van zijn installatie als gemeenteraadslid in een situatie bevindt die onverenigbaar is met het lidmaatschap van de gemeenteraad, kan de eed niet afleggen en wordt bijgevolg geacht afstand te doen van het mandaat dat aan hem toegekend is.
Een gemeenteraadslid dat tijdens zijn mandaat in een met zijn mandaat onverenigbare situatie terechtkomt en dat binnen vijftien dagen na het tot hem gerichte verzoek van de voorzitter van de gemeenteraad geen einde maakt aan die situatie, wordt door de gemeenteraad vervallen verklaard van zijn mandaat, overeenkomstig artikel 9, § 1, tweede lid, § 2 en § 3, nadat het betrokken gemeenteraadslid is gehoord.
Als de betrokkene, zelfs bij ontstentenis van enige kennisgeving, na de vervallenverklaring zijn mandaat blijft uitoefenen hoewel hij kennis heeft van de oorzaak van het verval, is hij strafbaar met een gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro.
Verboden handelingen: Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, zoals gewijzigd, artikel 27 §2 en §3 (ook van toepassing op de OCMW-raadsleden op basis van art. 74 van hetzelfde decreet)
§ 2. Het is voor een gemeenteraadslid verboden:
1° rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris tegen betaling te werken in geschillen ten behoeve van de gemeente. Dat verbod geldt ook voor de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met het gemeenteraadslid werken;
2° rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris ten behoeve van de tegenpartij van de gemeente of ten behoeve van een personeelslid van de gemeente te werken bij geschillen die betrekking hebben op beslissingen over de tewerkstelling binnen de gemeente. Dat verbod geldt ook voor de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met het gemeenteraadslid werken;
3° rechtstreeks of onrechtstreeks een overeenkomst te sluiten, behalve in geval van een schenking aan de gemeente of een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap, of deel te nemen aan een opdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten, verkoop of aankoop ten behoeve van de gemeente of een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap, behalve als het gemeenteraadslid een beroep doet op een dienstverlening van de gemeente of van een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap en ten gevolge daarvan een overeenkomst aangaat;
4° op te treden als afgevaardigde of deskundige van een vakorganisatie in het bijzonder onderhandelingscomité of het hoog overlegcomité van de gemeente.
§ 3. Dit artikel is van toepassing op de vertrouwenspersoon, vermeld in artikel 16 en 155.
Wetgeving inzake corruptie: Strafwetboek van 8 juni 1867, zoals gewijzigd, artikel 245
Iedere persoon die een openbaar ambt uitoefent, die, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenpersonen of door schijnhandelingen, enig belang, welk het ook zij, neemt of aanvaardt in de verrichtingen, aanbestedingen, aannemingen of werken in regie waarover hij ten tijde van de handeling geheel of ten dele het beheer of het toezicht had, of die, belast met de ordonnancering van de betaling of de vereffening van een zaak, daarin enig belang neemt, wordt gestraft met gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar, en met geldboete van 100 [euro] tot 50 000 [euro] of met één van die straffen en hij kan bovendien, overeenkomstig artikel 33, worden veroordeeld tot ontzetting van het recht om openbare ambten, bedieningen of betrekkingen te vervullen. De voorafgaande bepaling is niet toepasselijk op hem die in de gegeven omstandigheden zijn private belangen door zijn betrekking niet kon bevorderen en openlijk heeft gehandeld.
Wetgeving inzake terugbetaling en verantwoording kosten: Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende de bezoldigingsregeling van de lokale en provinciale mandataris, artikel 35 §1
Art. 35. §1. Alleen kosten die verband houden met de uitoefening van het mandaat en die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van het mandaat, kunnen worden terugbetaald.
De kosten, vermeld in het eerste lid, worden gestaafd met bewijsstukken.
Wetgeving inzake terugbetaling specifieke kosten: Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, zoals gewijzigd, artikel 38
De gemeenteraad stelt bij de aanvang van de zittingsperiode een huishoudelijk reglement vast waarin aanvullende maatregelen worden opgenomen voor de werking van de raad en waarin minstens bepalingen worden opgenomen over:
1° de vergaderingen waarvoor presentiegeld wordt verleend, het bedrag van het presentiegeld en de nadere regels voor de eventuele terugbetaling van specifieke kosten die verband houden met de uitoefening van het mandaat van gemeenteraadslid of lid van het college van burgemeester en schepenen;
(…)
Wetgeving inzake beroepsgeheim: Strafwetboek van 8 juni 1867, zoals gewijzigd, artikel 458
Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze bekendmaken buiten het geval dat zij geroepen worden om in rechte (of voor een parlementaire onderzoekscommissie) getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de wet hen verplicht die geheimen bekend te maken, worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van honderd euro tot vijfhonderd euro.
Wetgeving inzake geheimhoudingsplicht: Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, zoals gewijzigd, artikel 29 §4
§ 4. De gemeenteraadsleden, alsook alle andere personen die krachtens de wet of het decreet de besloten vergaderingen van de gemeenteraad bijwonen, zijn tot geheimhouding verplicht.
Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van strafrechtelijke vervolging van de gemeenteraadsleden, alsook van alle andere personen als vermeld in het eerste lid wegens schending van het beroepsgeheim, overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.
Wetgeving inzake openbaarheid van de vergadering: Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, zoals gewijzigd, artikel 28
§ 1. De vergaderingen van de gemeenteraad zijn openbaar, behalve als:
1° het om aangelegenheden gaat die de persoonlijke levenssfeer raken. Zodra een dergelijk punt aan de orde is, beveelt de voorzitter de behandeling in besloten vergadering;
2° de gemeenteraad met twee derde van de aanwezige leden en op gemotiveerde wijze beslist tot behandeling in besloten vergadering, in het belang van de openbare orde of op grond van ernstige bezwaren tegen de openbaarheid.
De vergaderingen over de beleidsrapporten, vermeld in artikel 249, zijn in elk geval openbaar.
§ 2. De besloten vergadering kan alleen plaatsvinden na de openbare vergadering, uitgezonderd in tuchtzaken. Als tijdens de openbare vergadering blijkt dat de behandeling van een punt in besloten vergadering moet worden voortgezet, kan de openbare vergadering, alleen met dat doel, worden onderbroken. Als tijdens de besloten vergadering blijkt dat de behandeling van een punt in openbare vergadering moet worden behandeld, wordt dat punt opgenomen op de agenda van de eerstvolgende gemeenteraad. In geval van dringende noodzakelijkheid van het punt of in geval van de eedaflegging van een personeelslid kan de besloten vergadering, alleen met dat doel, worden onderbroken.
Wetgeving inzake vertrouwelijkheid van informatie: Wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten, zoals gewijzigd, artikel 10 §2
§ 2. De aanbestedende instantie en elke persoon die, in het kader van zijn functie of van de hem toevertrouwde opdrachten, kennis heeft van vertrouwelijke informatie over een opdracht of die hem, in het kader van het plaatsen en de uitvoering van de opdracht, door de kandidaten, inschrijvers, aannemers, leveranciers of dienstverleners werd verstrekt, mogen die informatie niet bekendmaken. Deze informatie heeft meer bepaald betrekking op de technische of commerciële geheimen en op de vertrouwelijke aspecten van de offertes. 23 Deontologische code voor lokale mandatarissen
Zolang de aanbestedende instantie geen beslissing heeft genomen over, naargelang het geval, de selectie of kwalificatie van de kandidaten of deelnemers, de regelmatigheid van de offertes, de gunning van de opdracht of de beslissing om af te zien van het plaatsen van de opdracht, hebben de kandidaten, deelnemers, inschrijvers en derden geen toegang tot de documenten betreffende de procedure, met name de aanvragen tot deelneming of kwalificatie, de offertes en de interne documenten van de aanbestedende instantie.
[1] Een ‘onafhankelijk’ raadslid wordt nooit aanzien als een nieuwe of afzonderlijke fractie, maar als deel van de fractie waarvan het raadslid deel uitmaakte tot op het moment van de aankondiging om als onafhankelijke te zetelen. Het is niet mogelijk om tot een nieuwe fractie toe te treden.
Art.2 :
Onderhavige beslissing bekend te maken krachtens de wettelijke bepalingen.
Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur van 22.12.2017, artikelen 56 en 57;
Gelet op de wet van 29.07.1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen;
Gelet op het Bestuursdecreet van 07.12.2018, titel II, hoofdstuk 3;
Gelet op de wet van 17.06.2016 inzake overheidsopdrachten;
Gelet op het KB plaatsing overheidsopdrachten in de klassieke sectoren van 18.04.2017;
Gelet op het KB van 14.01.2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten, zoals gewijzigd;
Gelet op de wet van 17.06.2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies, zoals gewijzigd;
Gelet op de kennisneming van het College van Burgemeester en Schepenen d.d. 12.03.2020 van het schrijven van Fluvius houdende de stopzetting van de gezamenlijke aankoop van energie voor de gebouwen en openbare verlichting op 31.12.2021, destijds georganiseerd door Infrax;
Gelet op de beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen d.d. 06.08.2020 waarbij het Schepencollege kennis neemt van de stopzetting van het aanbod tot samenaankoop door Fluvius;
Gelet op de beslissing van de Gemeenteraad d.d. 22.04.2021 tot aansluiting bij het Vlaams EnergieBedrijf als aankoopcentrale voor de levering van gas en elektriciteit zowel voor stadsbestuur Zoutleeuw als voor een aantal nevenorganisaties binnen Zoutleeuw;
Gelet op de beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen d.d. 17.06.2021 betreffende het bepalen van de termijn van aansluiting voor 2 jaar;
Gelet op de beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen d.d. 17.06.2021 betreffende de goedkeuring van de overeenkomst tot deelname aan de aankoopcentrale VEB voor levering van groene elektriciteit en gas;
Gelet op de beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen d.d. 16.09.2021 betreffende de goedkeuring van de overeenkomst voor de levering van groene elektriciteit en injectie tussen het Vlaams EnergieBedrijf en Stad Zoutleeuw en van de overeenkomst voor de levering van aardgas door het Vlaams EnergieBedrijf aan Stad Zoutleeuw;
Gelet op het feit dat het Vlaams EnergieBedrijf betreffende contracten opmaakte voor de duur van 1 jaar met de mededeling dat de overeenkomsten van bepaalde duur automatisch verlengd worden met telkens 1 jaar onder dezelfde voorwaarden, tenzij een partij hiervan afziet door schrijven, uiterlijk 3 maanden voor het einde van de lopende leverings- en / of injectieperiode;
Overwegende dat de wet op de overheidsopdrachten gerespecteerd werd voor het gunnen van de aankoop van gas en elektriciteit aan het Vlaams EnergieBedrijf;
Overwegende dat de financiële dienst niet in de mogelijkheid verkeert om op heden nog te starten met een overheidsopdracht die ingaat op 01.01.2024 en het bestuur momenteel geen weet heeft van een samenaankoop waaraan we kunnen deelnemen of die de nodige ondersteuning zou bieden voor het voeren van de procedure;
Overwegende dat de overstap naar het Vlaams EnergieBedrijf niet alleen gebeurde voor het stadsbestuur, maar ook voor heel wat nevenorganisaties zoals het OCMW en een aantal kerkfabrieken; dat de overstap naar een andere leverancier voor al deze organisaties veel administratief werk met zich meebrengt;
Overwegende dat de toetreding met en service van het Vlaams EnergieBedrijf het afgelopen jaar tot algemene tevredenheid heeft geleid;
Gelet op de overeenkomsten van bepaalde duur die automatisch verlengd wordt met telkens 1 jaar onder dezelfde voorwaarden, tenzij een partij hiervan afziet door schrijven, uiterlijk 3 maanden voor het einde van de lopende leverings- en / of injectieperiode:
- gas: begindatum 01.01.2022 - einddatum levering 01.01.2023
- elektriciteit: begindatum 01.1.2022 - einddatum levering en desgevallend injectie 31.12.2022
Aangezien het College van Burgemeester en Schepenen besliste tot een aansluiting voor 2 jaar werd het contract voor het jaar 2023 stilzwijgend verlengd.
Overwegende dat het, gezien de overeenkomsten voor gas en elektriciteit, mogelijk is om de overeenkomsten van bepaalde duur telkens te verlengen met 1 jaar (aantal keer verlengbaar werd niet bepaald) onder dezelfde voorwaarden; dat een opzeg dient te gebeuren uiterlijk 3 maanden voor het einde van de lopende leverings- en / of injectieperiode;
BESLUIT:
Artikel 1:
De samenwerking met het Vlaams EnergieBedrijf als aankoopcentrale voor de aankoop van gas en elektriciteit te verlengen voor onbepaalde duur voor stadsbestuur Zoutleeuw en de nevenorganisaties die hebben aangegeven mee in te stappen in deze samenaankoop.
Art. 2:
De financiële dienst zal het Vlaams EnergieBedrijf op de hoogte stellen van deze beslissing.
Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur van 22/12/2017;
Gelet op het decreet van 30/05/2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;
Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) en wijzigingen;
Gelet op het decreet houdende de algemene bepalingen inzake milieubeleid van 05/04/1995 (DABM);
Gelet op het Vlarem II en III;
Gelet op het decreet van 25/04/2014 betreffende de omgevingsvergunning en de daaruit volgende uitvoeringsbesluiten;
Overwegende dat de gemeenteraad in zitting van 22/10/2020 het belastingreglement op aanvragen, vergunningen en diverse administratieve stukken/handelingen onder het beleidsdomein ‘Omgeving’ o.m. in het kader van milieuwetgeving of wetgeving in het kader van ruimtelijke ordening voor een periode van 01/01/2020 tot en met 31/12/2025 heeft goedgekeurd;
Overwegende dat de stad zal instappen in het vastgoedinformatieplatform;
Overwegende dat hieruit volgt dat de betaling via het vastgoedinformatieplatform zal verlopen vanaf 01/01/2024 en de gemeentelijke retributie periodiek zal doorgestort worden naar de lokale besturen;
Overwegende dat hiervoor een apart retributiereglement zal opgemaakt worden waarin ook een overgangsperiode zal opgenomen worden van 01/03/2023 tot 01/01/2024 betreffende betalingen van de aangevraagde inlichtingen;
Overwegende dat hieruit volgt dat afdeling 7 van dit reglement handelend over de informatieplicht VCRO art. 5.2.1 tot 5.2.7 (notarisinlichtingen en vastgoedinlichtingen) dient geschrapt te worden;
Overwegende de financiële toestand van de stad;
Op voorstel van het College van Burgemeester en Schepenen;
Na beraadslaging;
BESLUIT:
Artikel 1:
Het belastingreglement op aanvragen, vergunningen en diverse administratieve stukken/handelingen onder het beleidsdomein ‘Omgeving’ o.m. in het kader van milieuwetgeving of wetgeving in het kader van ruimtelijke ordening goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 22/10/2020 wordt opgeheven met ingang van de inwerkingtreding van het nieuw belastingreglement.
Art. 2:
Met ingang van 01/03/2023 tot en met aanslagjaar 2025 wordt een gemeentebelasting geheven op aanvragen, vergunningen en diverse administratieve stukken/handelingen m.b.t. het beleidsdomein “Omgeving” o.m. in het kader van milieuwetgeving of wetgeving in het kader van ruimtelijke ordening.
Art. 3:
Tenzij anders omschreven in de desbetreffende afdeling, wordt de belasting contant betaald tegen afgifte van een betalingsbewijs uiterlijk bij het afhalen van het stuk. Bij gebreke van contante betaling wordt de belasting ingekohierd.
Art. 4 :
Bij de organisatie van openbare onderzoeken is er een bijkomende belasting verschuldigd op de hieronder vastgestelde belastingen. Deze belasting is bijkomend van toepassing op alle aanvragen of afgiften van stukken waarvoor conform de geldende reglementering een openbaar onderzoek vereist is of wanneer dit noodzakelijk geacht wordt door de dienst Omgeving.
De belasting wordt als volgt vastgesteld per geadresseerde :
De belasting per affiche m.b.t. bekendmaking van het openbaar onderzoek (A2-formaat) : 2,5 euro/stuk.
Art. 5:
Indien het door de wetgever nog toegelaten is dat een aanvraag analoog kan worden ingediend en de dienst omgeving deze aanvragen verplicht dient te digitaliseren en in te brengen in het digitaal loket voor behandeling is een bijkomende belasting verschuldigd door de aanvrager van een vergunning/melding/attest.
De belasting wordt als volgt vastgesteld :
Wanneer de aanvrager in dergelijk geval zijn aanvraag toch digitaal indient, bekomt hij zijn vergunning/attest/melding GRATIS.
Art. 6:
Aanvragen, meldingen en stukken rechtstreeks aangevraagd door gerechtelijke overheden, de openbare besturen en de daarmee gelijkgestelde instellingen alsook de instellingen van openbaar nut zijn vrijgesteld van deze belasting.
AFDELING 1 : OMGEVINGSVERGUNNING
Art. 7:
De belasting is verschuldigd door diegene die de aanvraag tot vergunning heeft ingediend en bij gebreke daarvan aan de vergunninghouder of exploitant (dus ook bij een weigering of intrekking).
Art. 8:
De belasting wordt als volgt vastgesteld :
Het basistarief voor een aanvraag binnen de gewone als vereenvoudigde procedure bedraagt 50 euro per aanvraag en per 'bijkomende' eenheid (dat kan zowel een woning, appartement, zorgwoning, bedrijfs-, kantoor- of handelsruimte zijn of een mix). De affiches voor bekendmaking zijn hierin inbegrepen.
Volgende toeslagen zijn cumulatief van toepassing bovenop het basistarief :
Art. 9:
Belastingstarieven van toepassing op enkele specifieke aanvragen :
AFDELING 2 : MELDINGEN
Art. 10:
De belasting is verschuldigd door diegene die een melding heeft ingediend en bij gebreke daarvan aan de vergunninghouder of exploitant.
Art. 11:
De belasting wordt als volgt vastgesteld :
Het basistarief voor een melding bedraagt 30 euro per aanvraag of inrichting.
Volgende toeslagen zijn cumulatief van toepassing bovenop het basistarief :
AFDELING 3 : VERKAVELINGEN
Art. 12:
De belasting is verschuldigd door diegene die aanvraag heeft ingediend en bij gebreke daarvan aan de vergunninghouder.
Art. 13:
De belasting wordt als volgt vastgesteld :
Het basistarief voor een verkavelingsaanvraag bedraagt 100 euro per aanvraag
Volgende toeslagen zijn cumulatief van toepassing bovenop het basistarief :
Art. 14:
Belastingstarieven van toepassing op enkele specifieke aanvragen :
AFDELING 4 : STEDENBOUWKUNDIGE ATTEST
Art. 15:
De belasting is verschuldigd door diegene die de aanvraag tot het attest heeft ingediend (dus ook bij een weigering of intrekking).
Art. 16:
Het bedrag van de verschuldigde belasting wordt bepaald op 50 euro per attest
AFDELING 5 : PLANOLOGISCHE ATTEST
Art. 17:
De belasting is verschuldigd door de persoon/instantie die het attest aanvraagt.
Art. 18:
Het bedrag van de verschuldigde belasting wordt bepaald op 250 euro per attest.
AFDELING 6 : BEBOSSING
Art. 19:
De belasting is verschuldigd door de persoon/instantie aan wie de vergunning wordt verleend (dus bij weigering is een vrijstelling).
Art. 20:
Het bedrag van de verschuldigde belasting wordt bepaald op 30 euro per perceel waarop de vergunning van toepassing is.
AFDELING 7 : TIJDELIJKE VERKEERSREGLEMENTEN, SIGNALISATIEVERGUNNINGEN en TOELATINGEN VAN DE BURGEMEESTER
Art. 21:
De belasting is verschuldigd door de organisator van de activiteit/evenement waarvoor een tijdelijk verkeersreglement (TVR), een signalisatievergunning of een toelating van de burgemeester vereist is (SV).
Deze belasting staat los van het gemeentelijk retributiereglement en/of het gemeentelijke belastingsreglement ‘inname openbaar domein’.
Art. 22:
Het bedrag van de belasting wordt als volgt vastgesteld:
Organisator |
Activiteit |
Bedrag TVR |
Bedrag SV |
OCMW, politie, brandweer en andere organisatoren i.s.m. gemeentelijke diensten |
Carnaval, kermissen, markten, beurzen, ... |
Vrijgesteld |
Vrijgesteld |
Particulier of aannemer |
Verhuis, verbouwing, feest, plaatsing container of stelling, tuinaanleg, leveringen,… |
5 euro |
10 euro |
Bedrijf, zelfstandige, horeca |
Fuif, evenement, beurs, tentoonstelling, markt, … |
10 euro |
20 euro |
Bedrijf, zelfstandige, horeca |
Fuif, evenement, beurs, tentoonstelling, … |
20 euro |
20 euro |
Aannemer bouw- of infrastructuurwerken |
Wegenwerken, riolerings-werken, bouwprojecten met meer als 1 woning of 2 appartementen of als ontwikkelaar, en per werfplaats of straat |
50 euro |
100 euro |
Erkende verenigingen, VZW, scholen, dorpsfeesten/wijkcomités, … |
Met lokaal karakter |
5 euro |
10 euro |
Erkende verenigingen, VZW, scholen, dorpsfeesten/wijkcomités, … |
Met lokaal karakter |
10 euro |
20 euro |
Verenigingen, … |
Wielerwedstrijden, doortochten |
10 euro |
20 euro |
Grote manifestaties (bovenlokaal karakter) ongeacht soort organisator |
Motocross, autocross/rally, kampioenschappen, jumpingwed- strijden, … |
50 euro |
100 euro |
Dit bedrag wordt vermeerderd met 20 euro indien er ook politietoezicht vereist is.
Art. 23:
Voor een toelating van de burgemeester voor het organiseren van een evenement is een belasting van 5 euro per toelating verschuldigd.
Art. 24:
Er kan tevens een vergunning bekomen worden voor het permanent plaatsen van verkeersborden type F34a, F35, F37 of andere privé-wegwijzers. Voor deze vergunning is een belasting voorzien van 10 euro/bord. Dit staat los van de retributie aangaande technische dienstverlening (daar gaat het over de plaatsing en eventuele aankoop van deze borden door de gemeentelijke diensten).
Art. 25:
De belasting is slechts 1x verschuldigd per activiteit (vb: indien de opdrachtgever van een werk de verschuldigde belasting betaalt is de uitvoerende aannemer hiervan vrijgesteld of omgekeerd).
Art. 26:
Deze belasting treedt in werking op 01/03/2023.
Gelet op het eredienstendecreet van 07/05/2004 en latere wijzigingen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13/10/2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten en latere wijzigingen;
Gelet op het Besluit van de Vlaamse Minister van 27/11/2006 en latere wijzigingen;
Gelet op de omzendbrief BB/2013/01 van 01/03/2013 over de boekhouding van de besturen van de eredienst;
Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur van 22/12/2017;
Gelet op de jaarrekening boekjaar 2022 (financieel gedeelte en toelichting) van het kerkbestuur Sint-Cyriacus Budingen ingediend door het centraal kerkbestuur op 30.01.2023;
Gelet op het besluit van de kerkraad van 19.01.2023, waarbij voornoemde jaarrekening werd vastgesteld met volgend resultaat:
- exploitatieoverschot van €23.451,14 en een investeringsoverschot/tekort van €0,00;
Overwegende dat de kastoestand overeenstemt met de jaarrekening en dat alle verplichte documenten als toelichting bij de jaarrekening zijn gevoegd;
Op voorstel van het college van burgemeester en schepenen;
BESLUIT:
Artikel 1:
De jaarrekening boekjaar 2022 van het kerkbestuur Sint-Cyriacus Budingen wordt gunstig geadviseerd.
Art. 2:
Afschrift van deze beslissing te zenden aan de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, aan het centraal kerkbestuur Zoutleeuw en aan het betrokken kerkbestuur.
Gelet op het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, artikelen 40 en 41;
Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) en wijzigingen;
Overwegende dat dit retributiereglement is opgemaakt aan de hand van het modelreglement van VVSG;
Overwegende dat het vastgoedinformatieplatform steeds een volledig dossiers creëert, een onderdeel ervan aanvragen/afleveren is niet mogelijk;
Overwegende dat er in Vlaanderen wordt gestreefd naar een uniforme prijsberekening voor zowel platform als gemeentelijke retributie, waarbij het uitgangspunt één prijs per capakey is;
Overwegende dat enkel erkende immobiliënkantoren (CIB) en notarissen gebruik kunnen maken van het vastgoedinformatieplatform;
Overwegende dat alle andere aanvragers nog steeds een aanvraag moeten indienen bij de gemeente en er enkel een volledig dossier kan afgeleverd worden;
Overwegende dat het tarief dient vastgesteld te worden door de gemeenteraad;
Overwegende dat bij het vaststellen van het tarief rekening wordt gehouden met de prijzen van de omliggende gemeenten;
BESLUIT:
Artikel 1:
De gemeenteraad keurt het reglement over de vaststelling van een retributie op het afleveren van vastgoedinformatie met ingang van 1 maart 2023 goed.
Art. 2:
De stad Zoutleeuw heft een retributie op het verstrekken van inlichtingen over onroerende goederen.
De informatie wordt aangevraagd en afgeleverd via het Vastgoedinformatieplatform.
Indien een aanvrager tijdens de pilootfase geen gebruik kan maken van het Vastgoedinformatieplatform, wordt de informatie aangevraagd en afgeleverd via de dienst omgeving.
Art. 3:
De gemeentelijke retributie is verschuldigd door elke aanvrager en dient vanaf 1 januari 2024 door elke aanvrager te worden betaald via het Vastgoedinformatieplatform. Tot het vierde kwartaal van 2023 staat de stad Zoutleeuw zelf in voor het innen van de retributies.
Art. 4:
De geleverde informatie omvat alle gegevens uit zowel de algemene vastgoedinformatie, het uittreksel uit het plannen- en vergunningenregister, als de milieu-informatie van telkens 1 capakey.
Art. 5:
§1. De retributie voor aanvragen via het Vastgoedinformatieplatform bedraagt € 150,00 per capakey.
§2. De retributie voor aanvragen bij de dienst omgeving door aanvragers die nog geen gebruik kunnen maken van het vastgoedinformatieplatform tijdens de pilootfase bedraagt € 150,00 per capakey.
Art. 6:
Vanaf het moment dat de betaal- en facturatiecomponent via het Vastgoedinformatieplatform verloopt (vierde kwartaal van 2023) volgen alle gemeenten dezelfde van gemeentelijke retributie vrijgestelde organisaties die opgenomen worden in het decreet.
Tot dan zijn in de Stad Zoutleeuw volgende entiteiten vrijgesteld van gemeentelijke retributie:
1) Federale overheden
2) Vlaamse overheden
3) Provinciale overheden
4) Lokale overheden en OCMW’s
5) Intergemeentelijke samenwerkingen
6) Hulpverleningszones en politiezones
Art. 7:
De retributie wordt contant betaald tegen afgifte van een kwijting of in voorkomend geval binnen de termijn vermeld op het factuur.
Bij gebrek aan betaling wordt de retributie ingevorderd volgens de modaliteiten bepaald in artikel 177 van het decreet over het lokaal bestuur.
Art. 8:
Dit retributiereglement wordt bekendgemaakt volgens de wettelijke bepalingen.
Gelet op de nieuwe gemeentewet;
Gelet op het decreet voor het lokaal bestuur van 22 december 2017;
Gelet op de beslissing van de gemeenteraad van 20/12/2016 houdende de oprichting en toetreding tot de IOED Zuid Hageland;
Gelet op de beslissing van de gemeenteraad d.d. 26/09/2017 houdende de oprichting van de IOED;
Gelet op de beslissing van de gemeenteraad d.d. 24/01/2019 houdende de afvaardigingen voor de raad van bestuur van IOED;
Overwegende dat er voor de raad van bestuur een nieuw adviserend lid dient te worden aangeuid;
Overwegende dat wordt voorgesteld de volgende afgevaardigde aan te duiden :
Overwegende dat de gemeenteraad overgaat tot geheime stemming met als onderwerp de afvaardiging in de RvB voor IOED ZH;
Overwegende dat 15 stembriefjes in de stembus worden gevonden;
BESLUIT:
Artikel 1:
De heer Jessie Clos wordt voorgedragen als adviserend lid voor de raad van bestuur van IOED Zuid-Hageland.
Art. 2:
Onderhavige beslissing bekend te maken krachtens de wettelijke bepalingen.
Gelet op het besluit van de provincieraad van Vlaams-Brabant van 30 mei 2000 tot oprichting van «VERA als autonoom provinciebedrijf » (hierna: VERA);
Gelet op art. 4 en 5 van de beheersovereenkomst van VERA zoals goedgekeurd door de provincieraad van 17 december 2013, waarbij de dienstverlening die VERA ontwikkelt en aanbiedt als doel heeft e-government te helpen realiseren bij lokale besturen, bovenlokaal is en ondersteunend met het oog op de verbetering van de samenwerking tussen de besturen in de provincie Vlaams-Brabant en gericht op het creëren van schaalvoordelen;
Gelet op het bestek met toepassing van de openbare procedure en met als onderwerp “Raamovereenkomst ICT-, Audiovisueel- en Netwerk materiaal 2021/004” als een overheidsopdracht voor diensten zowel Belgisch (BDA: 2021-519277) als Europees (2021/S 098-254423) gepubliceerd werd op 18 mei 2021;
Gelet op het feit dat VERA in de aankondiging en in het lastenboek opnam dat APB VERA Steunpunt e-government als aankoopcentrale met aanvullende aankoopactiviteiten handelt; dat deze aankoopcentrale fungeert als tussenpersoon door het sluiten van raamovereenkomsten die door de aanbestedende overheden kunnen worden gebruikt (artikel 47, §1, alinea 2 van de wet overheidsopdrachten);
Gelet op het feit dat ICT Materiaal onmogelijk is weg te denken in een modern lokaal bestuur en er door de steeds snellere en verdere digitalisering er meer en meer ICT materiaal nodig is;
Gelet op de recente corona maatregelen waardoor het duidelijk is geworden dat een lokaal bestuur snel moet kunnen schakelen om de dienstverlening te kunnen blijven garanderen; dat dit daarom een raamovereenkomst is waarbij men snel en met een beperkte administratieve overhead het noodzakelijke materiaal kan aanschaffen onontbeerlijk;
Gelet op de raamovereenkomst die opgesplitst is in 3 percelen:
Gelet op de werkgroep van afgevaardigden van de lokale besturen die mee de inhoud en voorwaarden van het bestek bepaalde en ook de analyse en evaluatie van offertes en de gunning bepaalde heeft begeleid;
Gelet op het feit dat er voor deze raamovereenkomst geen afnameplicht bestaat;
Overwegende dat VERA als autonoom provinciebedrijf een overheidsstatuut heeft, vastgesteld bij de provinciewet (art. 114 quinquies) en het provinciedecreet (art. 225-237), waaruit volgt dat de activiteiten van VERA kaderen in een opdracht van openbaar belang en VERA onderworpen is aan de wet op de overheidsopdrachten;
Overwegende dat de overheidsopdracht “Raamovereenkomst ICT-, Audiovisueel- en Netwerk materiaal 2021/004” werd uitgeschreven namens andere besturen, zoals vermeld in de Belgische en Europese publicatie;
Overwegende dat het voorwerp van deze overheidsopdracht een overeenkomst is tegen prijslijst die samengesteld is op basis van eenheidsprijzen;
Overwegende dat VERA samen met een vertegenwoordiging van 10 afgevaardigden van de lokale besturen de analyse heeft gemaakt en de leveranciers geselecteerd die de interessantste aanbieding voor ICT materiaal heeft tegen de beste prijs en kwaliteit, op alle hierbij betrokken gebieden;
Overwegende dat het bestek en de evaluaties gebeurde onder toezicht en met medewerking van een werkgroep van 8 openbare besturen en VERA;
Overwegende dat de overeenkomst wordt afgesloten voor een periode van 48 maanden met ingang op 17 maart 2022 vermeld in de schriftelijke toewijzingsbrief;
Overwegende dat de daartoe bestemde kredieten ingeschreven zijn in de aanpassing van het meerjarenplan 2020-2025 onder beleidsitem 0119-01;
BESLUIT:
Artikel 1:
De gemeenteraad neemt kennis dat de opdracht “Raamovereenkomst ICT-, Audiovisueel- en Netwerk materiaal 20210/004” via VERA als aankoopcentrale met aanvullende aankoopactiviteiten voor lokale overheden in de provincie Vlaams-Brabant werd toegewezen aan :
Art. 2:
De geraamde waarde voor deze opdracht voor het lokaal bestuur waarvan sprake in artikel 1 wordt berekend op basis van de vermoedelijke afgenomen hoeveelheden per perceel.
Art. 3:
Deze opdracht zal gefinancierd worden via de kredieten zoals ingeschreven in de aanpassing van het meerjarenplan 2020-2025 onder beleidsitem 0119-01.
Art. 4:
De looptijd van het raamcontract van de opdracht in artikel 1 bedraagt 48 maanden met ingang op 17 maart 2022 voor perceel 1, 18 juli 2022 voor perceel 2 en 10 juni 2022 voor perceel 3 vermeld in de schriftelijke toewijzingsbrief.
Art. 5:
Eventuele aankopen kaderend in dit raamcontract zullen worden uitgevoerd via de bestelprocedure uitgewerkt door VERA.
Gelet artikel 173, van de Grondwet;
Gelet op artikel 40, §3, van het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen;
Gelet op de artikelen 5.2.1, 5.2.5, 5.2.6 en 5.2.7 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009;
Overwegende dat notarissen en vastgoedmakelaars informatie over onroerende goederen bij de gemeente kunnen aanvragen;
Overwegende dat de stad het belangrijk vindt dat potentiële kopers met kennis van zaken een beslissing kunnen nemen over een onroerend goed;
Overwegende dat gemeenten op zoek zijn naar mogelijkheden om informatie over onroerende goederen efficiënter en veiliger te delen;
Overwegende dat gemeenten samenwerken met het agentschap Digitaal Vlaanderen om een Vastgoedinformatieplatform te ontwikkelen en om in een testfase te onderzoeken hoe informatie over onroerende goederen op een efficiënte wijze kan worden ter beschikking gesteld;
Overwegende dat het Vastgoedinformatieplatform een elektronisch informatiesysteem is voor de ontsluiting, samenvoeging en veilige gegevensdeling van vastgoedinformatie en vastgoeddossiers tussen bronhouders en aanvragers, zoals in eerste instantie notarissen en vastgoedmakelaars;
Overwegende dat de stad via het Vastgoedinformatieplatform de door aanvragers, zoals in eerste instantie notarissen en vastgoedmakelaars, aangevraagde vastgoedinformatie kan verzamelen en de vastgoeddossiers kan ontsluiten;
Overwegende dat het verzamelen en ontsluiten, via het Vastgoedinformatieplatform, van vastgoeddossiers op verzoek van aanvragers, zoals in eerste instantie notarissen en vastgoedmakelaars, voor de stad een administratieve last en bijhorende kost met zich meebrengt;
Overwegende dat de stad Zoutleeuw de kost voor het verzamelen van vastgoedinformatie en het ontsluiten van vastgoeddossiers op de aanvrager ervan wenst te verhalen;
BESLUIT:
Artikel 1:
Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
1° vastgoedinformatie: gebouw-, grond- of omgevingsgebonden gegevens inzake een onroerend goed, inclusief informatie met betrekking tot het juridische, administratieve of fysieke statuut van dit onroerend goed;
2° lokale gegevensbron: vastgoedinformatie die een gemeente of de rechtspersonen die ervan afhangen, beheert;
3° centrale gegevensbron: vastgoedinformatie die een Vlaamse instantie of een externe overheid beheert;
4° Vastgoedinformatieplatform of VIP: elektronisch informatiesysteem voor de ontsluiting, samenvoeging en veilige gegevensdeling van vastgoedinformatie tussen aanleverende entiteiten en aanvragers;
5° vastgoeddossier: de combinatie van verschillende datasets, samengesteld uit vastgoedinformatie met betrekking tot een perceel, of een onderdeel, die op aanvraag wordt ontsloten door de aanleverende entiteit, door Digitaal Vlaanderen wordt samengevoegd en door de lokale overheid ter beschikking wordt gesteld aan de aanvrager;
6° externe overheid: overheidsinstanties, vermeld in artikel I.3, 8° van het Bestuursdecreet van 7 december 2018;
7° Vlaamse instantie: elk van de volgende overheidsinstanties:
a) de instanties van de Vlaamse overheid, vermeld in artikel I.3, 1°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018;
b) de instellingen met een publieke taak, vermeld in artikel I.3, 6°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, voor zover ze afhangen van de Vlaamse overheid of van een of meer andere instellingen met een publieke taak die afhangen van de Vlaamse overheid;
c) de instanties van de Vlaamse overheid, vermeld in artikel I.3, 7°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018;
8° aanvrager: de notaris of vastgoedmakelaar die in het kader van zijn beroepsactiviteiten of taken van algemeen belang die bij of krachtens een supranationale of wetskrachtige norm bepaalde vastgoedinformatie nodig heeft en daartoe een aanvraag via het VIP doet;
9° algemene verordening gegevensbescherming: Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG;
10° persoonsgegevens: de gegevens, vermeld in artikel 4, 1), van de algemene verordening gegevensbescherming;
11° verwerking: een verwerking als vermeld in artikel 4, 2), van de algemene verordening gegevensbescherming;
12° verwerkingsverantwoordelijke: een verwerkingsverantwoordelijke als vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming;
13° betrokkene: een betrokkene als vermeld in artikel 4, 1), van de algemene verordening gegevensbescherming.
Art. 2:
De stad Zoutleeuw verzamelt de opgevraagde vastgoedinformatie uit lokale gegevensbronnen. De stad Zoutleeuw doet een beroep op het VIP om vastgoedinformatie uit centrale gegevensbronnen op te halen en samen te voegen met het vastgoeddossier. De stad Zoutleeuw stelt het vastgoeddossier via het Vastgoedinformatieplatform aan de aanvrager ter beschikking.
In de mate dat persoonsgegevens zouden worden verwerkt in het kader van het vastgoeddossier, verwerkt de stad die gegevens met als doeleinde om aanvragers samengevoegde vastgoedinformatie uit centrale en lokale gegevensbronnen ter beschikking te stellen in het kader van hun beroepsactiviteiten of in het kader van taken van algemeen belang die bij of krachtens een supranationale of wetskrachtige norm zijn bepaald.
Met ingang van 01/03/2023 wordt ten voordele van stad Zoutleeuw een retributie geheven op aanvragen, gedaan via het Vastgoedinformatieplatform, tot het verkrijgen van het vastgoeddossier. De retributie wordt vastgesteld in een apart reglement.
§1. In de mate dat persoonsgegevens zouden worden verwerkt in het kader van het vastgoeddossier, treedt de stad Zoutleeuw voor de doeleinden omschreven in artikel 2 op als verwerkingsverantwoordelijke.
§2. De stad verwerkt voor de doeleinden omschreven in artikel 2 persoonsgegevens met betrekking tot de volgende categorieën van betrokkenen:
§3. De stad verwerkt voor de doeleinden omschreven in artikel 2 volgende categorieën van persoonsgegevens:
§4. De stad Zoutleeuw bewaart de persoonsgegevens die het verwerkt, niet langer dan noodzakelijk is om de doeleinden, vermeld in artikel 2, te bereiken en conform artikel III.87, §1 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, of tot de betrokkene vraagt om de persoonsgegevens die stad Zoutleeuw verwerkt, te verwijderen, conform de voorwaarden, vermeld in de algemene verordening gegevensbescherming. De archiveringstermijn van de persoonsgegevens bij de stad Zoutleeuw bedraagt 3 jaar overeenkomstig de bepalingen van de Selectielijst voor Vlaamse gemeentearchieven.
§5. De stad Zoutleeuw doet een beroep op agentschap Digitaal Vlaanderen voor de doeleinden omschreven in artikel 2. Agentschap Digitaal Vlaanderen treedt in dit kader op als verwerker van de stad Zoutleeuw, die de verwerkingsverantwoordelijke is. De modaliteiten van de verwerking zijn geregeld in de verwerkingsovereenkomst. Het schepencollege krijgt de bevoegdheid om de verwerkingsovereenkomst goed te keuren.
Art. 4:
De vastgoeddossiers die de stad Zoutleeuw via het Vastgoedinformatieplatform ter beschikking stelt, worden niet ondertekend aangezien het vastgoeddossier een louter informatief document betreft dat geen beleidsmatige stellingname inhoudt en niet kwalificeert als stuk of briefwisseling in de zin van artikel 279 van het Decreet lokaal bestuur.
Art. 5:De beslissing wordt bekendgemaakt conform de wettelijke bepalingen.
Gelet op het decreet Lokaal Bestuur;
Gelet op de VCRO;
Gelet op de voorlopige vaststelling van het ontwerp van Provinciaal Beleidsplan Ruimte van de provincieraad op 11 oktober 2022;
Gelet op het openbaar onderzoek dat loopt van 1 december 2022 tot en met 1 maart 2023;
Gelet op het advies van het college van 12 september 2019 houdende het niet akkoord gaan met de selectie van Zoutleeuw als landelijke kern;
Gelet op de beslissing van de gemeenteraad van 30 januari 2020 houdende de goedkeuring van de basisprincipes uit de startnota SWOP+ en de ontwikkelingskansenkaart als reactie op de conceptnota van het beleidsplan Ruimte Vlaams-Brabant;
Gelet op de opmerkingen van het college van 15 april 2021;
Gelet op het ongunstig advies van het college van 07 maart 2022 houdende de kernselecties;
Gelet op het advies van het college van 13 maart 2023;
Overwegende dat de stad Zoutleeuw op vlak van ruimtelijke planning steeds vooruitstrevend is en een pioniersrol opneemt om de principes van de strategische visie van het beleidsplan Ruimte Vlaanderen en de principes van het ontwerp beleidsplan Ruimte Vlaams-Brabant te laten doorwerken (partnerschap Strategisch Project Getestreek, Leefbare Dorpen, Pilootprojecten i.k.v. lokale ruimtetrajecten (Strategisch Woonontwikkelingsplan SWOP en ontwikkelingsmatrix), Pilootprojecten i.k.v. Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (Intergemeentelijke kwaliteitskamer en iGecoro), …;
Overwegende dat de stad Zoutleeuw de voorbije 20 jaren zwaar geïnvesteerd heeft in voorzieningen;
Overwegende dat dit zowel lokale als bovenlokale voorzieningen zijn;
Overwegende dat volgens het provinciaal ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant de volgende kernselecties gelden: Zoutleeuw als hoofddorp, Halle-Booienhoven als woonkern, Budingen en Dormaal als kern in het buitengebied;
Overwegende dat in het voorontwerp d.d. 2020 van het beleidsplan ruimte Vlaams-Brabant de volgende kernselecties werden voorgesteld: Zoutleeuw als landelijke dorpskern (kerndorp), Budingen en Halle-Booienhoven als landelijke dorpskern;
Overwegende dat de stad Zoutleeuw in voorgaande adviezen niet akkoord ging met de in de voorontwerpen opgenomen indelingen van de kernselecties;
Overwegende dat de stad Zoutleeuw vragende partij was om de dorpen in de Getestreek in te delen volgens de resultaten uit de studie Leefbare Dorpen Getestreek, een samenwerking tussen de Gete-gemeenten en de provincie in het kader van het lokale ruimtetraject;
Gelet op het voorstel dat uit deze studie volgde voor onze regio:
Overwegende dat de stad Zoutleeuw als reactie op de conceptnota van het beleidsplan Ruimte Vlaams-Brabant de basisprincipes van de startnota SWOP+ en de ontwikkelingskansenkaart goedkeurde als beleidsmatig gewenste ontwikkeling;
Overwegende dat bij de behandeling van het advies van de stad Zoutleeuw de provincie volgende argumentatie heeft gegeven: “Over de concrete kernenselecties wordt in een parallel traject met de gemeenten overlegd. De genoemde categorieën zijn qua ontwikkelingsperspectieven, en dus vanuit het oogpunt van het beleidsplan, vergelijkbaar. We zijn ervan overtuigd dat de huidige indeling voldoende is om voor elke kern, op maat, een juiste categorie te bepalen. De gemeente is uiteraard vrij om dit te verfijnen en uit te werken, zoals de gemeente Zoutleeuw binnen het SP Getestreek reeds doet.”;
Overwegende dat in het huidige ontwerp van het beleidsplan ruimte van de provincie Vlaams-Brabant de kernenselecties voor Zoutleeuw als volgt zijn opgenomen:
Overwegende dat de naamgeving voor de indelingen werd aangepast van landelijke dorpskern (kerndorp) naar hoogdynamische woonkern (kerndorp) maar dat de indeling van de dorpskernen zelf behouden blijft;
Overwegende dat hiermee voorbij gegaan wordt aan de opmerkingen en vragen van de stad in vorige adviezen;
Overwegende dat hierover meer toelichting gevraagd werd aan de dienst ruimtelijke planning oa. in het kader van het op te starten PRUP Getedorpen en dat hierover volgende toelichting verkregen werd: Er werd gezocht naar een categorisering die van toepassing is op de hele provincie en waar vooral wordt gekeken naar gepaste ontwikkelingsperspectieven voor die kernen. Het geheel kan lokaal verfijnd worden (zoals bijvoorbeeld in een PRUP Getedorpen). In praktijk zien we dat ontwikkelingsperspectieven (in tekstvorm) hetzelfde zijn in bepaalde categorieën, maar afhankelijk van de lokale differentiatie van die kernen toch een ander effect hebben.
Overwegende dat de provincie het als haar uitdaging beschouwt om samen met de lokale besturen een woningprogrammatie uit te werken die een antwoord biedt op de toekomstige woonbehoeften en dat deze woonprogrammatie door de provincie kan worden uitgewerkt als aanvullende actie bij het provinciaal beleidsplan ruimte Vlaams-Brabant (p. 125);
Overwegende dat de provincie in de voorontwerprondes een vooropgesteld groeipercentage koppelde aan het type kern, in dit ontwerp is dit percentage er weer uitgehaald, maar de provincie kan dit in de toekomst opnieuw doen (zie p. 125);
Overwegende dat de provincie vooral langs de vervoerscorridors een aanzienlijk deel van de bevolkingsgroei wil opvangen (p.66);
Overwegende dat het belangrijk is dat onze dorpskernen in de toekomst leefbaar blijven en ontwikkelingskansen blijven behouden;
Overwegende dat de stad bezorgd blijft over de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van haar dorpskernen en dat de indeling in een bepaalde categorie een belangrijke factor hierin speelt (oa. indien in de toekomst er cijfers aan gekoppeld worden via een woonprogrammatie);
Overwegende dat de stad een herevaluatie heeft gemaakt van de indeling van haar dorpskernen volgens de categorieën opgenomen in het ontwerp beleidsplan Ruimte Vlaams-Brabant en hierbij kijkt naar het voorzieningenniveau en bereikbaarheid alsook naar de indeling van gelijkaardige dorpskernen in de regio en Getestreek;
Overwegende dat de stadskern van Zoutleeuw is ingedeeld als hoogdynamische woonkern (kerndorp) en dat de provincie bijgevolg geen tussencategorie voorziet voor kernen met een hoger voorzieningenniveau met een regionale rol; dat de stad daarom vraagt om een extra verduidelijking mee op te nemen bij de toelichting van de selecties en ontwikkelingsperspectieven van hoogdynamische woonkernen (kerndorp); dat uit deze toelichting dient te volgen dat er op maat van de kern gezocht wordt naar gepaste ontwikkelingsperspectieven en dat dit door de lokale differentiatie van die kernen tot een ander resultaat kan leiden dan een andere dorpskern uit dezelfde categorie;
Overwegende dat de dorpskern van Budingen is ingedeeld als landelijke dorpskern;
Overwegende dat Budingen op vlak van mobiliteit wordt doorkruist door de fietssnelweg F22 Tienen/Diest.
Overwegende dat Budingen qua openbaar vervoer gelegen is op een kruispunt van 2 buslijnen Tienen/Diest en Tienen/Sint-Truiden. Dat in de nabije toekomst voorzien zal worden in de inrichting van een Hoppinpunt (mobipunt);
Overwegende dat Budingen daarnaast een uitgebreid tragewegennetwerk met zowel lokale routes als bovenlokale routes langs de Getevallei;
Overwegende dat Budingen over een relatief hoog voorzieningenniveau beschikt (buurtwinkel, lagere school, kinderopvang, kunstacademie, Huis van het kind, bakker, dokter, tandarts, apotheek, jeugdbeweging, voetbal, ontmoetingscentrum, lokale horeca, lokale diensten, …)
Overwegende de dorpskernen van Neerlinter en Drieslinter ingedeeld zijn als hoogdynamische woonkern (kerndorp);
Overwegende dat uit de behandeling van de adviezen en opmerkingen op het voorontwerp 1&2 volgt dat voor de kernen Neer- en Drieslinter volgende argumentatie werd meegenomen:
De provincie zet in het beleidsplan voornamelijk in op verdichting in multifunctionele corridors met verschillende types duurzaam vervoer – in de praktijk betekent dit dat in de OV-corridors ook wordt gewerkt aan fietssnelwegen. Er zijn weinig fietssnelwegen die niet parallel lopen aan een OV-as – de F21 en F22 zijn een zeldzaam voorbeeld. Hier is een beleid op maat gepast, zoals voorzien in het hefboomproject van het strategisch project. Het beleidsplan speelt hier op in door de kernen die door deze infrastructuren worden ontsloten een gepaste rol te geven binnen het netwerk van levendige kernen.
Overwegende dat de dorpskern van Budingen op het vlak van voorzieningen en mobiliteit gelijkaardig scoort als de dorpskernen van Neerlinter en Drieslinter; dat Budingen gelegen is in het verlengende van de steenweg die Neer- en Drieslinter verbindt; dat daarenboven de fietssnelweg Tienen/Diest letterlijk de dorpskern van Budingen doorkruist;
Gelet op de vraag van de stad om een extra verduidelijking op te nemen bij de toelichting van selecties en ontwikkelingsperspectieven van hoogdynamische woonkernen (kerndorp) en dat hieruit volgt dat er rekening dient gehouden te worden met de lokale differentiatie van die kernen;
Overwegende dat de stad in samenwerking met de provincie reeds verder onderzoek heeft verricht naar de ontwikkelingsperspectieven op maat van de dorpskern van Budingen (Dorpenbundel leefbare dorpen, SWOP+, opstart PRUP Getedorpen);
Gelet op bovenstaande argumentatie vraagt de stad om de dorpskern van Budingen op dezelfde manier in te delen als de vergelijkbare dorpskernen van Neer- en Drieslinter, namelijk als hoogdynamische woonkern (kerndorp); dat de stad vraagt om de bijhorende kaarten hierop aan te passen;
Overwegende dat de dorpskern van Halle-Booienhoven is ingedeeld als landelijke dorpskern;
Overwegende dat Halle-Booienhoven op vlak van mobiliteit een goede bereikbaarheid bezit; dat Halle-Booienhoven gelegen is aan de N3 Leuven/Tienen/Sint-Truiden/Luik, een bovenlokale verkeersas; dat deze verkeersas voorzien is van een bediening met openbaar vervoer. dat in de dorpskern van Halle-Booienhoven in 2020, in samenwerking met de provincie, het eerste Hoppinpunt (mobipunt) werd gerealiseerd. https://pers.vlaamsbrabant.be/eerste-vlaams-brabantse-mobipunt-in-zoutleeuw-340176; dat in het noorden van de dorpskern de fietssnelweg F21 Tienen/Sint-Truiden is gelegen.
Overwegende dat Halle-Booienhoven daarnaast een uitgebreid tragewegennetwerk kent met zowel lokale routes als bovenlokale routes langs de Dormaalbeekvallei;
Overwegende dat Halle-Booienhoven over een relatief hoog voorzieningenniveau beschikt (buurtwinkel, tankstation, bakker, horeca, lokale diensten, huisarts, apotheek, enkele bovenlokale baanwinkels, ontmoetingscentrum, jeugdbeweging, voetbal, …);
Overwegende de dorpskernen van Orsmaal is ingedeeld als hoogdynamische woonkern (kerndorp);
Overwegende dat de dorpskern van Halle-Booienhoven op vlak van voorzieningen en mobiliteit gelijkaardig scoort als de dorpskern van Orsmaal. Dat de dorpskern van Halle-Booienhoven letterlijk gekruist wordt door de N3 Leuven/Tienen/Sint-Truiden/Luik en dat er reeds een Hoppinpunt gerealiseerd is;
Gelet op de vraag van de stad om een extra verduidelijking op te nemen bij de toelichting van selecties en ontwikkelingsperspectieven van hoogdynamische woonkernen (kerndorp) en dat hieruit volgt dat er rekening dient gehouden te worden met de lokale differentiatie van die kernen;
Overwegende dat de stad in samenwerking met de provincie reeds verder onderzoek heeft verricht naar de ontwikkelingsperspectieven op maat van de dorpskern van Halle-Booienhoven (Dorpenbundel leefbare dorpen, SWOP+, opstart PRUP Getedorpen);
Gelet op bovenstaande argumentatie vraagt de stad om de dorpskern van Halle-Booienhoven op dezelfde manier in te delen als de vergelijkbare dorpskern van Orsmaal, namelijk als hoogdynamische woonkern (kerndorp) en vraagt om de bijhorende kaarten hierop aan te passen;
Overwegende dat de kern van Dormaal niet geselecteerd is en opgenomen is in een categorie binnen het ontwerp beleidsplan Ruimte Vlaams-Brabant;
Overwegende dat de kern van Dormaal nauw aansluit bij de kern van Halle-Booienhoven;
Overwegende dat de kern van Dormaal gelegen is aan de N3 Leuven/Tienen/Sint-Truiden/Luik, een bovenlokale verkeersas; dat deze verkeersas is voorzien van een bediening met openbaar vervoer;
Overwegende dat de kern van Dormaal voorzien is van een beperkt voorzieningenniveau (horeca, opvangcentrum, ontmoetingscentrum, …);
Overwegende dat er binnen het traject SWOP (Strategisch WoonontwikkelingsPlan) met bijhorende ontwikkelingsmatrix gekozen is om een beperkte afbakening te voorzien van de dorpskern van Dormaal; dat dit een traject was in samenwerking met de provincie Vlaams-Brabant via de lokale ruimte trajecten;
Overwegende dat de toekomstige ontwikkelingsperspectieven reeds werden vastgelegd in de ontwikkelingsmatrix;
Overwegende dat deze afbakening zal worden overgenomen binnen het op te starten PRUP Getedorpen;
Gelet op bovenstaande argumentatie vraagt de stad om de dorpskern van Dormaal mee op te nemen als landelijke dorpskern;
Overwegende dat de stad Zoutleeuw het bindend sociaal objectief reeds behaald heeft en dat de stad bijkomend nog een convenant afgesloten heeft voor de realisatie van sociale woningen na het bereiken van het BSO;
Overwegende dat bij de omschrijving van hoogdynamische woondorpen (kerndorpen) p. 199 en de landelijke dorpskernen p. 201 volgende passage is opgenomen: “Woonuitbreidings- en reservegebieden kunnen worden aangesneden via een principieel akkoord van de deputatie indien dit gebeurt met minimum 50% sociale koop- en/of huurwoningen en indien de gemeenteraad daarover een gunstig advies verleent.”;
Overwegende dat de hierbij horende voetnoot volgende omschrijft: “Indien het bindend sociaal objectief is behaald of binnenkort behaald zal worden, kan dit procentueel objectief worden verminderd tot 10%, in zoverre zulks wordt gemotiveerd vanuit het bestaande en gelande bescheiden en sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het geordende woongebied.”;
Gelet op bovenstaande argumentatie vraagt de stad om de verplichting tot sociale koop- en of huurwoningen bij de realisatie van WUG weg te laten vallen indien de stad reeds het bindend sociaal objectief heeft behaald;
Overwegende dat de stad verder bij bepaalde passages enkele aandachtspunten wil meegeven of verduidelijking wil vragen:
Overwegende dat het college in zitting van 13 februari 2023 volgend advies uitbracht in het kader van het openbaar onderzoek over het ontwerp Beleidsplan Ruimte Vlaams-Brabant:
- p.203: “Op specifieke sites buiten de kernen waar er duidelijk een andere maatschappelijke meerwaarde gerealiseerd kan worden (bijvoorbeeld behoud historisch erfgoed of reconversie van verwaarloosde gebouwen) kan een ontwikkeling of opdeling van bestaande woningen overwogen worden.” Hier is het belangrijk dat de stad de regierol kan opnemen om te bepalen wat een maatschappelijke meerwaarde heeft. Voorbeeld een oude hoeve die misschien juridisch niet als historisch erfgoed wordt bestempeld maar die plaatselijk wel een belangrijke rol speelt in het dorpsgezicht.
- p. 199: “Kerndorpen zijn kernen met een relatief hoog voorzieningenniveau t.o.v. de omliggende dorpen. In deze dorpen is de beoogde verdichting van het woonweefsel algemeen binnen het woongebied zoals in de hoog-dynamische woonkernen.” Wat wordt hier exact mee bedoeld? Het gaat hier toch over de toelichting van de hoogdynamische woonkernen (kerndorp). Er wordt verwarring geschept in de terminologie, het lijkt alsof er een onderscheid is tussen een kerndorp en een hoogdynamische woonkern. Graag verduidelijking.
- p. 199: “Inplantingen van bijkomende bedrijvenzones moet in de eerste plaats overwogen worden aansluitend bij hoog-dynamische woonkernen. Indien dit niet mogelijk is kan ook een inplanting aansluitend bij de kerndorpen in overweging genomen worden”. Zelfde opmerking als hierboven: Er wordt verwarring geschept in de terminologie, het lijkt alsof er een onderscheid is tussen een kerndorp en een hoogdynamische woonkern. Graag verduidelijking.
Overwegende dat het college vraagt aan de gemeenteraad om dit advies te bekrachtigen;
Overwegende dat dit advies ten laatste op 01 maart 2023 dient over gemaakt te worden aan de dienst ruimtelijke planning van de provincie op het email ruimtelijkeplanning@vlaamsbrabant.be;
BESLUIT:
Artikel 1:
De gemeenteraad bekrachtigt het advies van het college uitgebracht in het kader van het openbaar onderzoek over het ontwerp Beleidsplan Ruimte Vlaams-Brabant.
Art. 2:
Het advies van de stad Zoutleeuw in het kader van het openbaar onderzoek van het ontwerp beleidsplan Ruimte Vlaams-Brabant houdt in:
- p.203: “Op specifieke sites buiten de kernen waar er duidelijk een andere maatschappelijke meerwaarde gerealiseerd kan worden (bijvoorbeeld behoud historisch erfgoed of reconversie van verwaarloosde gebouwen) kan een ontwikkeling of opdeling van bestaande woningen overwogen worden.” Hier is het belangrijk dat de stad de regierol kan opnemen om te bepalen wat een maatschappelijke meerwaarde heeft. Voorbeeld een oude hoeve die misschien juridisch niet als historisch erfgoed wordt bestempeld maar die plaatselijk wel een belangrijke rol speelt in het dorpsgezicht.
- - p. 199: “Kerndorpen zijn kernen met een relatief hoog voorzieningenniveau t.o.v. de omliggende dorpen. In deze dorpen is de beoogde verdichting van het woonweefsel algemeen binnen het woongebied zoals in de hoog-dynamische woonkernen.” Wat wordt hier exact mee bedoeld? Het gaat hier toch over de toelichting van de hoogdynamische woonkernen (kerndorp). Er wordt verwarring geschept in de terminologie, het lijkt alsof er een onderscheid is tussen een kerndorp en een hoogdynamische woonkern. Graag verduidelijking.
- - p. 199: “Inplantingen van bijkomende bedrijvenzones moet in de eerste plaats overwogen worden aansluitend bij hoog-dynamische woonkernen. Indien dit niet mogelijk is kan ook een inplanting aansluitend bij de kerndorpen in overweging genomen worden”. Zelfde opmerking als hierboven: Er wordt verwarring geschept in de terminologie, het lijkt alsof er een onderscheid is tussen een kerndorp en een hoogdynamische woonkern. Graag verduidelijking.
Art. 3:
Dit advies over te maken aan de dienst ruimtelijke planning van de provincie op het email ruimtelijkeplanning@vlaamsbrabant.be en dit ten laatste op 01 maart 2023.
Gelet op de internationale conferentie inzake milieu en ontwikkeling gehouden in Rio de Janeiro in 1992 en het internationaal verdrag van Kyoto van 1997 met betrekking tot het nemen van maatregelen ter bescherming van het klimaat en ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen;
Gelet op het ondertekenen van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen door de federale overheid in New York in 2015 aangaande het engagement om aan de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen te werken;
Gelet op de beslissing van de gemeenteraad d.d. 23/09/2021 houdende de ondertekening door de stad Zoutleeuw van het Burgemeestersconvenant 2030, aangaande de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen;
Gelet op de beslissing van de gemeenteraad d.d. 27/10/2022 houdende de ondertekening door de stad Zoutleeuw van het Burgemeestersconvenant 2050, aangaande de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen;
Gelet op het Vlaams Energie- en Klimaatplan (VEKP) 2021-2030;
Gelet op het Regeerakkoord Vlaamse Regering 2019-2024, waarbij ook de Vlaamse en lokale overheden hun verantwoordelijkheid nemen en het goede voorbeeld geven. Net zoals de Vlaamse Overheid zullen gemeenten, steden, intercommunales, OCMW’s, provincies en autonome gemeentebedrijven worden gevraagd dat zij hun broeikasgassen met 40% reduceren in 2030 ten opzichte van 2015 en vanaf 2020 per jaar een energiebesparing van 2,09% realiseren op het energieverbruik van hun gebouwenpark (inclusief technische infrastructuur, exclusief onroerend erfgoed);
Gelet op de beslissing van de gemeenteraad d.d. 23/09/2021 houdende de ondertekening door de stad Zoutleeuw van het Lokaal Energie- en Klimaatpact van de Vlaamse Regering en de Vlaamse steden en gemeenten van 4 juni 2021 aangaande het verbintenissen engagement inzake de algemenen engagementen en de vier werven behoudend 16 specifieke doelstellingen;
Gelet op het ‘FIT for 55’-pakket van de Europese Commissie waardoor Europese regelgeving in overeenstemming wordt gebracht met de doelstelling van de Europese Unie om in 2030 de netto-uitstoot van broeikasgassen met ten minste 55% te verminderen ten opzichte van 1990. Met als gevolg de visienota van de Vlaamse Regering van 5 november 2021 ‘Bijkomende maatregelen Klimaat’ met een extra pakket aan maatregelen voor een reductie van 40% broeikasgasuitstoot (ten opzichte van 2005) voor de sectoren transport, bouw, landbouw, afval en industrie;
Gelet op art. 2 van het Decreet Lokaal Bestuur: “De gemeenten zijn overeenkomstig artikel 41 van de Grondwet bevoegd voor de aangelegenheden van gemeentelijk belang. Voor de verwezenlijking daarvan kunnen ze alle initiatieven nemen. Ze beogen om bij te dragen aan de duurzame ontwikkeling van het gemeentelijk gebied.”;
Overwegende dat de stad Zoutleeuw het Lokaal Energie- en Klimaatpact 1.0 ondertekende op 23/09/2021 en het Lokaal Energie- en Klimaatpact 2.0 ondertekende op 24/11/2022; dat dit pact de uitvoering ondersteunt van concrete klimaatacties om samen de nodige transitie in het energie- en klimaatbeleid waar te maken; dat dit past in het burgemeestersconvenant en de klimaatdoelstellingen van de hogere overheden;
Overwegende dat binnen het Lokaal Energie- en Klimaatpact een jaarlijkse inhoudelijke rapportering met betrekking tot de voortgang moet opgemaakt worden dewelke na voorlegging aan de gemeenteraad bij het Agentschap Binnenlands Bestuur moet ingediend worden; dat hiervoor gebruik wordt gemaakt van het Lokaal Klimaatpactportaal, waar de Vlaamse overheid de monitoring van de doelstellingen bijhoudt;
Overwegende dat de rapportage nog onvolledig is, en dit is om verschillende redenen :
BESLUIT:
De gemeenteraad neemt kennis van de rapportering 2022 in verband met het Lokaal Energie- en Klimaatpact.
BESLUIT:
De gemeenteraad neemt kennis van de volgende vragen van de raadsleden en de antwoorden namens het schepencollege.
Raadslid M. Boyen vraagt of de gemeente ingetekend heeft op het project van de Vlaamse Regering in het kader van gemeenschapsdienst voor inzetten van langdurig werklozen waarbij de werkloze nuttige o.a. sociale ervaring kan opdoen voor de reguliere arbeidsmarkt (deadline 31/03/2023). De burgemeester antwoordt dat dit bekeken wordt en hier de volgende vergadering op zal worden terugkomen.
Raadslid M. Boyen heeft nog een 2e vraag met betrekking tot tewerkstelling. Hij merkt op dat er vaak vacatures zijn voor de zorgsector en vraagt zich af of er geen mogelijkheid is om Oekraïnse vluchtelingen die in Zoutleeuw opgevangen worden en de nodige achtergrond/relevante ervaring hebben, hier voor in te zetten. De burgemeester bevestigt dat de zoektocht naar geschikt personeel een constante bezorgdheid is. De burgemeester verwijst ook naar andere initiatieven op dit vlak, zo is het bijvoorbeeld nieuw in de sociale huisvesting dat kandidaten verplicht zijn zich in te schrijven bij de RVA. Dit is een extra mogelijkheid om langs deze weg mensen naar een passende job en naar de knelpuntberoepen toe te leiden. Schepen C. Kempeneers vult aan op deze vraag door het initiatief van Unizo en Starterslabo, gefinancierd door de Vlaamse Overheid, bekend te maken. Het initiatief richt zich op startende ondernemers waarbij de focus ligt op het begeleiding van mensen met uitkering naar een zelfstandige activiteit. De eerste infosessie gaat door op dinsdag 28/02/2023 om 19u00. Raadslid B. Herbots heeft hier nog een aandachtspunt. Hij verwijst naar de werkervaringstrajecten uit het verleden. En merkt op dat er bij dergelijke projecten zeker ook ondersteuning nodig is vanuit de VDAB op de werkvloer zelf, vooral omdat de mensen die men met die projecten wil helpen vaak extra begeleiding nodig hebben. Die ondersteuning moet geboden worden door mensen met de nodige capaciteiten voor dat soort begeleiding. Raadslid E. Wouters sluit hierbij aan door te zeggen dat de VDAB daar inderdaad vaak in te kort schieten. De burgemeester zal de kerncijfers inzake werkloosheid opvragen bij de VDAB en volgende raad terugkoppelen.
Raadslid M. Boyen verwijst naar de overvloedige berichtgeving op sociale media naar aanleiding van het kappen van een boom in de Walgang. Hij vraagt of hier een kapvergunning voor verkregen was en wat dan de reden voor het kappen was. Schepen C. Kempeneers antwoordt dat de boom op privéterrein stond en dat er geen vergunning nodig was aangezien de boom binnen 15 meter van een woning stond. Gezien het belang van deze boom o.a. qua de leeftijd, is er als voorzorgsmaatregel eerst een rapport opgesteld door een specialist alvorens de beslissing tot kappen genomen werd. alles is volgend het boekje gegaan. De burgemeester zegt dat er ook een klacht hieromtrent bij de stad is toegekomen. Deze persoon werd uitgenodigd en heeft de nodige deskundige uitleg meegekregen.
Raadslid L. Everaerts heeft een opmerking van een bezorgde burger meegekregen over asfaltwerken (locatie onbekend). De vraag is of er altijd een veiligheidscoördinator aanwezig is aangezien de werkers geen mond- of stofmasker droegen ter bescherming tegen giftige dampen. De burgemeester antwoordt dat deze klacht ook als melding bij de stad is binnengekomen en dat schepen R. Lambeets dit opvolgt en de nodige info zal terugkoppelen aan de persoon in kwestie.
Raadslid M. Boyen merkt op dat er bloembakken staan op het voetpad op Grote Markt, specifiek van de kerk naar de 2 Leeuwtjes, waardoor er slecht 30-40 cm ruimte is voor de voetganger zelf. Hij wil een aanpassing vragen zodat ook rolstoelgebruiker vrije doorgang hebben. Schepen C. Kempeneers antwoordt dat die bakken op termijn weg zullen gehaald worden en paaltjes in de plaats komen, maar dat er nog gewacht moet worden tot de werf van de Dry Croonen daar weg is. Raadslid M. Boyen stelt voor om de bakken in tussentijd dan meer te verplaatsen richting de straat om een betere doorgang te creëren. Schepen C. Kempeneers zal die mogelijkheid laten bekijken in functie van de veiligheid van zowel voetganger als automobilist.
Schepen D. Matterne geeft feedback over de match STVV van voorbije zondag. Er werden in het kader van de actie 104 tickets verkocht aan wielerclubs, voetbalverenigingen, lokaal bestuur, scholen en ook losse ticketverkoop.
Raadslid E. Wouters merkt op dat de omheining van het speeltuig in de Linnebeek al een hele tijd geleden door vandalen vernield werd en vraagt wanneer men dit zal herstellen. Schepen C. Kempeneers antwoordt dat hij dit zal bekijken met de schepen van openbare werken. Schepen C. Kempeneers weet dat dit op de planning staat maar heeft geen zicht op de timing. De algemeen directeur licht toe dat het dossier in bemiddeling is bij het Parket en ze het resultaat eerst moeten afwachten. Daarnaast is de omheining door normale slijtage ook in zijn geheel aan vernieuwing toe. Het betreft dus het opnieuw aanleggen van de volledige omheining waardoor er meer tijd voor nodig zal zijn. Raadslid E. Wouters vraagt of de vandalen het gedeelte dat zij vernield hebben niet zelf kunnen herstellen? De algemeen directeur antwoordt dat dit een mogelijkheid zou kunnen zijn die uit de bemiddeling volgt. Maar aangezien de technische dienst van oordeel is dat de volledige omheining aan vernieuwing toe is, zal dit op zich geen optie zijn. Er zijn eventueel wel andere taken die de vandalen kunnen uitvoeren.