Terug
Gepubliceerd op 24/12/2021

Besluit  Gemeenteraad

do 23/12/2021 - 20:00

Aanvullende belasting op de personenbelasting

Aanwezig: Jos Ceyssens, voorzitter
Boudewijn Herbots, burgemeester
Roger Mertens, Annita Reniers, Paul Mathues, Ilse Beelen, schepenen
Etienne Wouters, Louis Heeren, Nico Jordens, Michel Boyen, Guy Dumst, Carl Kempeneers, Raf Lambeets, Carine Winnen, Dries Matterne, Lutgarde Denivel, Lode Everaerts, raadsleden
Sandra Blockx, algemeen directeur
Verontschuldigd: Viki Tweepenninckx, John Swinnen, raadsleden

Gelet op artikelen 41, 162 en 170, §4 van de Grondwet;

Gelet op artikel 464 tot en met artikel 470/2 van het Wetboek Inkomstenbelastingen van 10 april 1992, met latere wijzigingen;

Gelet op artikel 40 van het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, met latere wijzigingen;

Gelet op het Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, met latere wijzigingen;

Gelet op de Omzendbrief KB/ABB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit;

Gelet op artikelen 41, 162 en 170, §4 van de Grondwet;

Gelet op artikel 464 tot en met artikel 470/2 van het Wetboek Inkomstenbelastingen van 10 april 1992, met latere wijzigingen;

Gelet op artikel 40 van het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, met latere wijzigingen;

Gelet op het Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, met latere wijzigingen;

Gelet op de Omzendbrief KB/ABB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit;

Gelet op de financiële toestand van de gemeente;

Gelet op het voorziene budget met budgettaire sleutel GBB/0020-00/7301000/STAD/CBS/IP-GEEN;

Overwegende dat de gemeenten beschikken over een grondwettelijk gewaarborgde fiscale autonomie, die hen toelaat om binnen de grenzen van de door de wetgever opgelegde beperkingen en onder controle van de toezichthoudende overheid, gelijk welke materie aan een belasting te onderwerpen;

Overwegende dat de personenbelasting een federale belasting is en voor het hele jaar verschuldigd is op de inkomsten die de belastingplichtige tijdens het belastbare tijdperk in België en in het buitenland heeft behaald of verkregen;

Overwegende dat dit belastbare inkomen wordt gevormd door het totale netto-inkomen, verminderd met de aftrekbare bestedingen;

Gelet op de raming van de personenbelasting;

Gelet op het ontwerp van aanpassing van het MJP 2020-2025, inzonderheid het hoofdstuk betreffende de financiële risico's, grondslagen en assumpties;

Overwegende dat de gemeente een aanvullende personenbelasting heft via een beslissing van de raad die uiterlijk 31 januari van het aanslagjaar moet genomen
zijn;

Overwegende dat de aanvullende personenbelasting samen met de basisbelasting ingevorderd door de Federale Overheid en later doorgestort naar de gemeenten;

Publieke stemming
Aanwezig: Jos Ceyssens, Boudewijn Herbots, Roger Mertens, Annita Reniers, Paul Mathues, Ilse Beelen, Etienne Wouters, Louis Heeren, Nico Jordens, Michel Boyen, Guy Dumst, Carl Kempeneers, Raf Lambeets, Carine Winnen, Dries Matterne, Lutgarde Denivel, Lode Everaerts, Sandra Blockx
Voorstanders: Jos Ceyssens, Boudewijn Herbots, Roger Mertens, Annita Reniers, Paul Mathues, Ilse Beelen, Etienne Wouters, Nico Jordens, Guy Dumst, Carl Kempeneers, Raf Lambeets, Carine Winnen, Dries Matterne, Lutgarde Denivel
Tegenstanders: Louis Heeren, Michel Boyen, Lode Everaerts
Resultaat: Met 14 stemmen voor, 3 stemmen tegen

BESLUIT:

 

Artikel 1 :

Er wordt voor de aanslagjaren 2022 tot en met 2025 een aanvullende belasting gevestigd ten laste van de rijksinwoners die in de gemeente belastbaar zijn op 1 januari van het aanslagjaar.

Art. 2 :

De belasting wordt vastgesteld op 8,3 % van de overeenkomstig artikel 466 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 berekende grondslag voor hetzelfde aanslagjaar. Deze belasting wordt gevestigd op basis van het inkomen dat de belastingplichtige heeft verworven in het aan het aanslagjaar voorafgaande jaar.

Art. 3 :

De vestiging en de inning van de gemeentelijke belasting zullen door het toedoen van het bestuur der directe belastingen geschieden, overeenkomstig de bepalingen vervat in de artikelen 466 e.v. van het Wetboek van de inkomstenbelastingen.