Gelet op het decreet van 22/12/2017 over het lokaal bestuur;
Gelet op het decreet van 16/01/2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, inzonderheid op de artikelen 6-10;
Gelet op de omzendbrief BA-2006/03 van 10/03/2006 betreffende de toepassing van het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging en de uitvoeringsbesluiten;
Gelet op het retributiereglement op concessies op de gemeentelijke begraafplaatsen, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 23/12/2004;
Gelet op het huishoudelijk reglement op de gemeentelijke begraafplaatsen, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 28/01/2014, inzonderheid op hoofdstuk 3 Concessies, artikelen 6-15;
Gelet op het belastingreglement op vreemde begravingen, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 18/12/2018;
Gelet op het ontwerp van aanpassing van het huishoudelijk reglement op de gemeentelijke begraafplaatsen en van het belastingreglement op vreemde begravingen;
Overwegende dat in het huishoudelijk reglement op de gemeentelijke begraafplaatsen, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 28/01/2014, een regeling is uitgewerkt voor de toekenning (en de hernieuwing) van concessies voor de begraving van stoffelijke overschotten in volle grond of in een grafkelder, voor de begraving van asurnen en voor de bijzetting van asurnen in het columbarium; dat bij de toekenning van een concessie in beginsel een retributie is verschuldigd aan de tarieven bepaald in het retributiereglement op concessies op de gemeentelijke begraafplaatsen van 23/12/2004; dat de bevoegdheid voor de toekenning en hernieuwing van concessies door de gemeenteraad aan het college werd gedelegeerd (art. 7, eerste lid, huishoudelijk reglement op de gemeentelijke begraafplaatsen);
Overwegende dat artikel 15, derde lid, van het huishoudelijk reglement op de gemeentelijke begraafplaatsen bepaalt dat kinderen tot en met 12 jaar voor onbepaalde tijd als gratis concessiehouder worden beschouwd; dat deze bepaling meerdere vragen oproept:
-het immense leed van ouders bij het verlies van hun minderjarig kind neemt niet af op het ogenblik dat het kind de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, zodat het onderscheid in behandeling naargelang het minderjarig kind overlijdt voor het de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt of erna arbitrair overkomt en niet redelijk lijkt te kunnen worden verantwoord
-de toekenning van een concessie dient het voorwerp te zijn van een expliciete beslissing van het college (artikel 6, eerste en tweede lid, decreet van 16/01/2004 en artikel 7, eerste lid, huishoudelijk reglement), terwijl voor de gratis concessie van artikel 15, derde lid, van het huishoudelijk reglement geen procedure is voorgeschreven
-de toekenning van een concessie 'voor onbepaalde tijd' lijkt strijdig te zijn met artikel 7, §1, van het decreet van 16/01/2004, dat bepaalt dat de concessietermijn maximaal 50 jaar kan bedragen;
Overwegende dat moet worden voorzien in de toekenning van een ambtshalve en kosteloze concessie van 50 jaar aan de ouder(s) voor de begraving van het stoffelijke overschot of de asurn of de bijzetting van de asurn in het geval een minderjarig kind komt te overlijden; dat het verlies van een minderjarig kind voor de ouders een enorm persoonlijk drama betekent en dat het nodig is hen in die pijnlijke periode van rouw en onmetelijk verdriet te ontzorgen op het vlak van kosten en administratie; dat de concessie kosteloos zal zijn en ambtshalve door het college zal worden toegekend; dat de ouders of de door hen aangestelde begrafenisondernemer zich kunnen beperken tot het doorgeven van de begraafplaats en de gekozen wijze van lijkbezorging en dat de procedure dan verder volledig door het stadsbestuur zal worden afgehandeld; dat bij het verstrijken van de concessietermijn van 50 jaar een verlenging met 10 jaar van de kosteloze concessie kan worden aangevraagd volgens de normale procedure; dat het huishoudelijk reglement op de begraafplaatsen in die zin moet worden aangepast;
Overwegende dat de kosteloze concessie ambtshalve zal worden toegekend als het kind op datum van overlijden was ingeschreven in de bevolkingsregisters of het wachtregister van de stad Zoutleeuw of als tenminste één ouder op die datum te Zoutleeuw was ingeschreven; dat het in zeldzame gevallen denkbaar is dat het overleden kind niet te Zoutleeuw was ingeschreven (verblijf in een instelling, gescheiden ouders, levenloos geboren kinderen, ...); dat in deze gevallen moet worden voorkomen dat de ouders zouden worden onderworpen aan de belasting op de vreemde begravingen; dat om die reden in het belastingreglement van 18/12/2018 een uitdrukkelijke vrijstelling moet worden ingevoerd voor de begunstigden van de ambtshalve en kosteloze concessie;
Overwegende dat het aantal overlijdensgevallen van minderjarige kinderen gelukkig beperkt blijft; dat de financiële impact van deze maatregel voor het stadsbestuur bijgevolg minimaal zal zijn; dat het stadsbestuur op deze wijze met een kleine inspanning een betekenisvol verschil kan maken voor de ouders op het ogenblik dat zij een uiterst pijnlijk rouwproces en een onwezenlijk verdriet moeten trotseren;
Overwegende dat de voorgestelde regeling geen afbreuk doet aan overige retributiereglementen, zoals het retributiereglement van 25/03/2014 op de verkoop van gedenkstenen voor de urnenvelden en het retributiereglement van 27/11/2001 op de verkoop van grafkelders;
Overwegende dat een passend ontwerp voor de aanpassing van de reglement werd opgemaakt, zoals weergegeven in het dispositief;
BESLUIT:
Artikel 1:
In het huishoudelijk reglement op de begraafplaatsen, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 28/01/2014, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1) in hoofdstuk 3 'Concessies' wordt een artikel 9bis ingevoegd met volgende tekst:
'Artikel 9bis
In afwijking van artikel 7, tweede en derde lid, en artikel 9 kent het college van burgemeester en schepenen ambtshalve en kosteloos een enkelvoudige concessie van 50 jaar toe voor het begraven van stoffelijke overschotten en voor het begraven en bijzetten van urnen van personen die op de dag van overlijden:
-de volle leeftijd van 18 jaar niet hebben bereikt en
-ingeschreven zijn in het bevolkings- of vreemdelingenregister of het wachtregister van de stad Zoutleeuw of tenminste één ouder hebben die ingeschreven is in het bevolkings- of vreemdelingenregister of het wachtregister van de stad Zoutleeuw.
De termijn van 50 jaar vangt aan op de datum van de beslissing van het college van burgemeester en schepenen.
Verlenging van de in het eerste lid bedoelde concessie wordt kosteloos toegestaan, op schriftelijk verzoek en volgens de procedure vermeld in artikel 9, voor een termijn van 10 jaar aanvangt op de datum van de beslissing van het college van burgemeester en schepenen.'
2) in artikel 15, derde lid, worden tussen de woorden ‘tot en met 12 jaar’ en de woorden ‘zullen voor onbepaalde tijd’ de woorden ‘waarvan de begraving of bijzetting voor 1 november 2023 heeft plaatsgevonden,’ ingevoegd.
Art. 2:
In het belastingreglement op vreemde begravingen, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 18/12/2018, wordt artikel 4, eerste lid, aangevuld met een punt 4 als volgt:
‘4. de begraving van een stoffelijk overschot of de begraving of bijzetting van een urne van de begunstigden van een kosteloze concessie van 50 jaar toegekend op basis van artikel 9bis van het huishoudelijk reglement op de gemeentelijke begraafplaatsen.’
Art. 3:
Huidig besluit treedt in werking op 1 november 2023.
Art. 4:
Huidig besluit en de gecoördineerde versie van de in de artikelen 1 en 2 vermelde reglementen worden bekend gemaakt conform de wettelijke bepalingen.